Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2014
Inleiding
Op 18 maart 2013 hebben wij de Tweede Kamer het onderzoek «Pensioen van zelfstandigen»
aangeboden (Kamerstuk 31 311, nr. 97). Hieruit komt naar voren dat ongeveer een kwart van de zelfstandigen bij pensionering
wordt geconfronteerd met een inkomensval van meer dan 50% van het bruto jaarinkomen.
De pensioenvoorziening is een eigen verantwoordelijkheid van zelfstandigen. Dat neemt
niet weg dat wij initiatieven ter stimulering van de pensioenopbouw van zelfstandigen
ondersteunen.
Met deze brief informeren wij u over de voortgang van enkele trajecten met betrekking
tot het pensioen van zelfstandigen. In de kabinetsreactie bij het onderzoek van 18 maart
hebben we belangenorganisaties van zelfstandigen (ZZP-Nederland, PZO, FNV-Zelfstandigen,
FNV-Zelfstandigen Bouw en Vereniging ZZP) technische ondersteuning aangeboden, ten
einde hen te helpen bij het opzetten van een vrijwillige collectieve pensioenregeling
voor zelfstandigen in de derde pijler. Zoals uw Kamer is toegezegd, heb wij daarbij
mede aandacht besteed aan de fiscale elementen ten aanzien van deze pensioenregeling
voor zelfstandigen.
Collectieve pensioenregeling voor zelfstandigen
De grootste belangenorganisaties van zelfstandigen hebben op hoofdlijnen aangegeven
hoe zij vorm willen geven aan een vrijwillige collectieve regeling voor zelfstandigen
in de derde pijler. Belangrijke kenmerken van deze regeling zijn flexibiliteit en
collectiviteit. Zo kunnen deelnemers vrijwillig in- en uit stappen en bepalen hoeveel
ze periodiek inleggen. Het betreft een collectieve regeling waarbij de ingelegde gelden
collectief worden belegd en beheerd. Wat de deelnemers terugkrijgen voor hun inleg,
in de vorm van pensioenuitkeringen, is afhankelijk van het beleggingsresultaat minus
de uitvoeringskosten. In de uitkeringsfase wordt geen levenlange uitkering verzekerd,
maar is sprake van een van te voren bepaalde uitkeringsduur. De zelfstandigenorganisaties
zijn voornemens de regeling uit te laten voeren door een beleggingsinstelling zonder
winstoogmerk, waarbij de uitvoeringskosten zo laag mogelijk worden gehouden. De hoofdlijnen
van deze regeling, zoals beschreven de bijlage, spreken het kabinet aan.
Witteveenakkoord – pensioen, bijstand en arbeidsongeschiktheid
Zelfstandigenorganisaties hebben de wens geuit dat zelfstandigen hun pensioen niet
hoeven aan te spreken voordat ze in aanmerking komen voor de bijstand.
Dit zal conform de afspraken in het Witteveenoverleg voor iedereen worden gerealiseerd
(dus ook voor werknemers), met een maximum van 2x de AOW als totaalbedrag aan pensioenvermogen
dat niet wordt meegeteld. Om te voorkomen dat mensen vlak voor een bijstandsaanvraag
hun vermogen wegsluizen naar hun derdepijlerpensioen, geldt daarbij de randvoorwaarde
dat er in de jaren voor de bijstandsaanvraag sprake moet zijn van een gelijkblijvende
of dalende inleg.
Zelfstandigenorganisaties hebben eveneens de wens geuit dat het derdepijlerpensioen
bij arbeidsongeschiktheid van de deelnemer kan worden opgenomen, zonder dat daarbij
– zoals thans – revisierente is verschuldigd. De Staatssecretaris van Financiën is
bereid de fiscale wetgeving op dit punt aan te passen. Ook dit is aan de orde geweest
bij de afspraken over het Witteveenakkoord.
Tot slot
Het kabinet is verheugd dat zelfstandigenorganisaties gezamenlijk zijn gekomen tot
een collectieve pensioenregeling en de intentie hebben uitgesproken dit ook gezamenlijk
uit te (laten) voeren. Zelfstandigen krijgen hierdoor de mogelijkheid collectief pensioen
op te bouwen bij een instelling zonder winstoogmerk. De maatregelen in het Witteveenakkoord
schragen de totstandkoming van deze pensioenregeling. Het kabinet streeft ernaar de
bijbehorende wetgeving zo spoedig mogelijk aan de Kamer aan te bieden. Het kabinet
ziet bovendien uit naar de verdere stappen van zelfstandigenorganisaties, zoals het
oprichten van een beleggingsinstelling, zodat zelfstandigen daadwerkelijk gebruik
kunnen maken van de nieuwe regeling.
De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma