Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2015
In de procedurevergadering van 20 mei 2015 heeft uw Kamer verzocht om een nadere brief
over de uitvoering van de motie Bashir/ Elias over het in beeld brengen van de factoren
waardoor oneerlijke concurrentie ontstaat binnen de luchtvaart (Kamerstuk 31 936, nr. 254). Tevens is verzocht om een schriftelijke toelichting te geven op duiding van mijn
uitspraken zoals weergegeven in de uitzending van Nieuwsuur «Geen nieuwe landingsrechten
voor Golfstaten op Schiphol».
In mijn brieven aan uw Kamer van 5 maart jl. (Kamerstuk 21 501-33, nr. 533) over de Transportraad en van 25 maart jl. (Kamerstuk 31 936, nr. 263) over diverse luchtvaartonderwerpen, ben ik ingegaan op de uitvoering van de motie
van de heren Bashir en Elias. In aanvulling hierop, meld ik u mede namens de Minister
voor Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, het volgende.
Bestaande afspraken tussen Nederland en de diverse Golfstaten worden gerespecteerd.
Voor eventuele verdergaande afspraken geldt dat de Europese ontwikkelingen relevant
zijn.
De snelgroeiende opkomst van luchtvaartmaatschappijen uit de Golfstaten is een onderwerp
dat regelmatig op de Europese agenda staat. Mijn Franse en Duitse collega’s hebben
een voorstel gedaan om de Europese Commissie een onderhandelingsmandaat te geven voor
onderhandelingen voor een luchtvaartverdrag tussen de Europese Unie en haar lidstaten
en zes Golfstaten (waaronder Qatar). Dit voorstel is met brede steun door de lidstaten
– waaronder Nederland – tijdens de Transportraad van 13 maart jl aangenomen (Kamerstuk
21 501-33, nr. 537).
De Europese Commissie is momenteel bezig om het voorstel voor een onderhandelingsmandaat
uit te werken. Ter onderbouwing van het mandaatvoorstel zal de Europese Commissie
diverse effectstudies laten uitvoeren. Nederland heeft de Europese Commissie daarbij
verzocht om in dit kader ook het rapport van de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen
over staatsteun aan de Golfmaatschappijen nader te bestuderen. Dit is gedaan omdat
het onderwerp «voorwaarden voor eerlijke concurrentie» onderdeel zal zijn van de onderhandelingen.
De verwachting is dat de Commissie een voorstel voor een onderhandelingsmandaat eind
dit jaar aan de lidstaten zal voorleggen.
De afgelopen dagen kan ten onrechte het beeld zijn ontstaan dat Nederland een beleid
voert dat zich specifiek richt op het belemmeren van markttoegang voor luchtvaartmaatschappijen
uit de Golfstaten. Aan de orde is echter dat Nederland in beginsel voorlopig geen
eigen onderhandelingen met derde landen voert, vanaf het moment dat een breder Europees
onderhandelingsmandaat wordt voorbereid. Dit beleid is ingegeven om de Europese onderhandelingspositie
zo sterk mogelijk te houden en deze niet te verzwakken door vooraf rechten te verlenen.
Uiteraard is het belangrijk om in Europa zoveel mogelijk dezelfde lijn te hebben en
op dit terrein de ontwikkelingen en voortgang van dit Europese proces nadrukkelijk
te monitoren en dienaangaande te handelen.
Om eventuele misverstanden over het Nederlandse beleid uit de wereld te helpen, zijn
betrokken landen langs bovenstaande lijn nader geïnformeerd.
Tenslotte wordt opgemerkt dat de huidige situatie wat betreft verkeersrechten op Schiphol
verschilt per Golfstaat. De bestaande luchtvaartovereenkomst met de Verenigde Arabische
Emiraten kent op dit moment een liberaal regime. Over en weer kunnen de luchtvaartmaatschappijen
onbeperkt lijnvluchten van en naar de Verenigde Arabische Emiraten en Nederland aanbieden.
In deze luchtvaartovereenkomst is eveneens afgesproken dat de aangeboden capaciteit
in balans moet zijn met de vraag op de markt. Er wordt dan ook expliciet gemonitord
dat deze balans blijft bestaan. De luchtvaartovereenkomst tussen Nederland en Qatar
kent een minder vergaand regime.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld