Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2012
Bij brief van 26 augustus 2011 heb ik vragen van de leden Dijksma en Van Dekken beantwoord
omtrent de overlast van verouderde lesvliegtuigen van de KLM Luchtvaart School (KLS)
in de omgeving van Groningen Airport Eelde.1 In het VAO van 8 november 2011 heeft mevrouw Dijksma mij nader aangesproken op deze
beantwoording (Handelingen II 2011/12, nr. 20, item 19, blz.36). In mijn mondelinge reactie daarop heb ik aangegeven dat overlast zeker
vermeden moet worden als dat kan en daarover in contact zal treden met de KLS en de
luchthaven. Daarnaast heb ik toegezegd te bekijken wat er kan worden gedaan om een
en ander te meten.
In de afgelopen maanden heb ik mij een nader beeld gevormd over de situatie ter plaatse.
Ik heb daartoe overleg gevoerd met de KLS en de luchthaven. Voorts heb ik het NLR
gevraagd om aan te geven of het meten van geluid toegevoegde waarde biedt. Ik kom
daarbij tot de volgende constateringen.
De overlast van de lesvliegtuigen
De KLS beschikt over 4 tweemotorige lesvliegtuigen van het type Beechcraft Baron,
waarvan er 2 dateren uit 1991, 1 uit 1997 en 1 uit 1999. Alhoewel deze vliegtuigen
daarmee niet jong meer zijn, is de technische en economische levensduur van deze vliegtuigen
nog niet verlopen en voldoen ze nog steeds aan de eisen van vliegveiligheid en luchtwaardigheid.
Bovendien zijn deze lesvliegtuigen zeer geschikt voor de training van aspirant piloten,
zowel wat betreft technische uitrusting als wat betreft te verkrijgen vaardigheden.
De doorstroom van afgestudeerde piloten naar gerenommeerde luchtvaartmaatschappijen
bevestigt dat dit nog steeds zo is. De KLS is in het licht van het hiervoor geschetste
niet voornemens om de lesvliegtuigen te vervangen. Zo er al sprake zou zijn van vervanging,
dan zou KLS dit type vliegtuigen opnieuw serieus overwegen.
Mij is voorts gebleken dat de luchthaven en de KLS al vele maatregelen nemen om de
overlast tot een minimum te beperken. In mijn brief van 26 augustus 2011 heb ik in
mijn antwoord op de eerder gestelde vragen 2 en 3 reeds een schets gegeven van de
operationele beperkingen die zijn ingesteld.
In mijn brief van 26 augustus 2011 heb ik in mijn antwoord op de vragen 4, 5 en 6
herhaald wat in de Luchtvaartnota is uitgesproken: Groningen Airport Eelde huisvest
het belangrijkste opleidingscentrum voor verkeersvliegers voor groot handelsverkeer
in Nederland. Hier ligt een maatschappelijk belang, namelijk dat aspirant verkeersvliegers
met het oog op de veiligheid leren vliegen onder Nederlandse omstandigheden met zware
propellervliegtuigen. In het licht van mijn constateringen uit het overleg met GAE
en KLS stel ik vast dat KLS met de huidige lesvliegtuigen dit maatschappelijke belang
adequaat invult en dat de luchthaven en de KLS er alles aan doen om de overlast tot
een minimum te beperken.
De toegevoegde waarde van metingen
Het antwoord van het NLR op mijn vraag of het meten van geluid toegevoegde waarde
zal bieden, is dat geluidsmetingen een aanvulling kunnen zijn op bestaande indicaties
van overlast (zie bijlage)*). Metingen zijn echter aan beperkingen onderhevig; ze
kunnen door vele factoren (omgevingslawaai, weer, wind, etc.) beïnvloed worden. Juist
vanwege deze beperkingen is er in de luchtvaartwetgeving bij het vaststellen van geluidsruimte
voor een luchthaven en bij de handhaving daarvan, voor gekozen om dat te doen op basis
van «berekend» geluid. Dat wil zeggen dat voor elke vliegtuigbeweging een hoeveelheid
geluid wordt berekend op basis van vastgestelde geluidskarakteristieken van het desbetreffende
vliegtuig. Deze geluidskarakteristieken zijn op grond van daartoe strekkende procedures
door certificeringsinstanties bepaald.
Op grond van het bovenstaande verwacht ik dat het verrichten van metingen geen additionele
informatie oplevert. De door het NLR geschetste beschikbare informatie is voldoende
om de overlast met de KLS-lesvliegtuigen adequaat in kaart te brengen en zo nodig
additionele maatregelen te nemen.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J. J. Atsma
*) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer