Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 november 2020
Tijdens het mondeling vragenuur van 6 oktober jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 10)
naar aanleiding van het bericht «Scheefgroei in jeugdzorg en enorme winsten voor kleine
aanbieders»1 heb ik uw Kamer toegezegd u in oktober 2020 te informeren over de uitkomsten van
het «Verdiepingsonderzoek stand financiële gezondheid jeugdhulpaanbieders» van de Jeugdautoriteit.
Daarnaast informeer ik u over het instellingsbesluit Jeugdautoriteit.
Verdiepingsonderzoek stand financiële gezondheid jeugdhulpaanbieders2
De Jeugdautoriteit heeft in het najaar van 2019 een onderzoek laten uitvoeren door
EY Advisory Netherlands LLP (hierna genoemd: EY) naar de financiële gezondheid van
specialistische jeugdhulpaanbieders3. Hoewel dit onderzoek op een aantal onderdelen verschilt van het recent in de media
verschenen onderzoek van Jeugdzorg Nederland, zijn de uitkomsten voor de specialistische
jeugdhulpaanbieders vergelijkbaar. Beide onderzoeken richten zich op jaarverslagen
over 2018. In het EY rapport stond dat 44 van de onderzochte specialistische jeugdhulpaanbieders
een hoog risico hadden ten aanzien van de continuïteit van zorg. Om hier in concluderende
vorm uitspraken over te doen was volgens EY nader onderzoek nodig. Hierbij stuur ik
u de uitkomsten van het verdiepingsonderzoek van de Jeugdautoriteit, conform een eerdere
toezegging van de Minister van VWS4.
De conclusie van het verdiepingsonderzoek is dat 12 van de 44 onderzochte specialistische
jeugdhulpaanbieders «extra aandacht» behoeven. Dit omdat de continuïteit van zorg
(op onderdelen) binnen een jaar in gevaar zou kunnen komen. Voor de overige organisaties
geldt dat er geen acute continuïteitsproblemen te verwachten zijn.
Bij 4 van de 12 jeugdhulpaanbieders die «extra aandacht» behoeven, is de Jeugdautoriteit
al betrokken. Voor de overige 8 maakt de Jeugdautoriteit per instelling een plan om
vinger aan de pols te houden en hen nadrukkelijk te monitoren. Waar nodig wordt ook
ondersteuning geboden. De wijze waarop dit gebeurt is maatwerk, omdat de problematiek
per instelling verschilt. Daarnaast breidt de Jeugdautoriteit haar «early warning
system» steeds verder uit, zodat risico’s eerder gesignaleerd kunnen worden.
Het onderzoek is gehouden tijdens de eerste maanden van de coronacrisis. Voor veel
bestuurders was de totale impact van de crisis ten tijde van het onderzoek nog niet
bekend. De Jeugdautoriteit monitort de impact van coronacrisis regelmatig en heeft
recent haar derde corona-quickscan jeugdhulpaanbieders opgeleverd5. Als uit deze scans blijkt dat er sprake is van relatief hoge financiële risico’s
bij jeugdhulpaanbieders zal de Jeugdautoriteit ook deze aanbieders monitoren en, indien
nodig, stappen zetten om de continuïteit van zorg te borgen. Bijvoorbeeld door bemiddeling
tussen aanbieders en gemeenten, het faciliteren van een stakeholderbijeenkomst en
aansturen op een gezamenlijk verbetertraject, of het financieel ondersteunen door
de Subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg van de Jeugdautoriteit.
Dit najaar voert de Jeugdautoriteit opnieuw een onderzoek uit naar de financiële positie
van specialistische jeugdhulpaanbieders, deze keer op basis van de jaarrekeningen
over 2019. Ook dit onderzoek zal ik uw Kamer doen toekomen.
Instellingsbesluit Jeugdautoriteit
De Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van VWS hebben de taken en positionering
van de Jeugdautoriteit vastgelegd in het Instellingsbesluit Jeugdautoriteit. Dit is
op 14 september 2020 gepubliceerd in de Staatscourant6. Hiermee is invulling gegeven aan de gewijzigde motie van het lid Voordewind c.s.7, conform de toezegging van de Minister van VWS in zijn brief van 20 maart 20208. Het besluit is tot stand gekomen in samenwerking met de VNG en BGZJ en borgt de
neutrale positionering ten opzichte van gemeenten, aanbieders en bewindspersonen.
Het besluit geldt ter overbrugging tot de wettelijke verankering van deze taken en
instrumenten in de Jeugdwet.
Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis