31 839 Jeugdzorg

Nr. 603 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2017

Mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ontvangt u bijgevoegd een aantal rapporten op het gebied van jeugd. Het gaat om de volgende rapporten1:

  • Uitkomsten monitor Informatie Voorziening Sociaal Domein (ISD) naar het gebruik van ISD-standaarden.

  • De kwaliteit van de zorg door Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland. Resultaten hertoets van de Inspectie Jeugdzorg op Bonaire en Sint Eustatius.

  • De kwaliteit van de uitvoering van de civiele taken Voogdijraad Caribisch Nederland. Uitkomstenonderzoek van de Inspectie Jeugdzorg op St. Eustatius en Saba.

  • Ook voor kwetsbare jongeren een passende toekomst.

    Rapportage van Toezicht Sociaal Domein/ Samenwerkend Toezicht Jeugd naar de participatie van jongeren die uitstromen uit Jeugdzorgplus-instellingen en Justitiële Jeugdinrichtingen.

  • Handreiking regisseursfunctie in kwetsbare gezinnen. Het betreft een digitale handreiking van Toezicht Sociaal domein.

  • Nader onderzoek naar zorgpaden voor kinderen met ADHD in vier gemeenten.

Voor de goede orde meld ik u dat de inspectieonderzoeken met betrekking tot Saba en Sint Eustatius dit voorjaar zijn uitgevoerd, dus ruimschoots voor de eilanden zijn getroffen door de orkaan Irma. De Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) inventariseert op dit moment onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken de schade aan de gebouwen van Jeugd en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland respectievelijk de Voogdijraad Caribisch Nederland op genoemde eilanden. Naar het zich laat aanzien is de continuïteit van de jeugdzorg respectievelijk de uitvoering van de civiele taken van de voogdijraad op Saba en Sint Eustatius vooralsnog niet in het geding.

Uitkomsten Monitor Informatie Voorziening Sociaal Domein (ISD) naar het gebruik van ISD-standaarden

Gemeenten hebben op grond van de Jeugdwet de opdracht (en de daarvoor benodigde beleidsvrijheid) om maatwerk rond de jeugdige cliënt te organiseren. Dit heeft als consequentie dat gemeenten gegeven de aard en ernst van de problematiek in de gemeente het aanbod verschillend kunnen financieren en de toegang anders kunnen organiseren. Enerzijds is dit een gewenste ontwikkeling, maar anderzijds gaat dit gepaard met vermijdbare administratieve lasten voor aanbieders die meerdere gemeenten of regio’s bedienen. Daarom hebben de VNG en branches van aanbieders afspraken gemaakt over hoe zij vermijdbare administratieve lasten bij bekostiging, berichtenverkeer en verantwoording gaan aanpakken.

Binnen het programma Informatie Voorziening Sociaal Domein van gemeenten en aanbieders zijn daartoe in 2017 drie uitvoeringsvarianten met standaardartikelen van contract tot verantwoording uitgewerkt en zijn er standaardberichten ontwikkeld voor het berichtenverkeer als start hulp en bekostiging. Afgesproken is dat gemeenten en aanbieders bezien wat ze al in 2017 kunnen doen en het gebruik van de standaarden vastleggen in de contracten voor 2018 en verder. Vervolgens is de vraag in welke mate deze producten worden gebruikt. Uit de door de VNG op 1 juli 2017 gepubliceerde monitor over de toepassing van deze producten in 42 jeugdhulpregio’s blijken 12 regio’s deze producten voor 90 tot 100% toe te passen en 24 regio’s voor 70 tot 90%. Op basis van deze monitor kan geconstateerd worden dat er op regionaal niveau door gemeenten meer gebruik gemaakt wordt van de beschikbare standaarden. Dit beeld wordt door het programma ISD nog wel gevalideerd bij grote aanbieders van jeugdhulp. De toepassing van standaarden wil niet zeggen dat aanbieders geen vermijdbare administratieve lasten meer ervaren. Er zijn nog steeds verbeteringen mogelijk. Met de regio’s die achterblijven is overleg tussen ondersteuners van ISD en betreffende regio’s, om vermijdbare administratieve lasten te beperken2.

Om dit proces te versnellen heb ik in mijn brief van 30 maart jl. (Kamerstuk 29 515, nr. 399) aangekondigd wetgeving voor te bereiden om nadere regels te stellen over de wijze waarop bekostiging, gegevensuitwisseling of verantwoording plaatsvindt. Het advies van de Raad van State over dit wetsvoorstel is zeer recent ontvangen en wordt op dit moment bestudeerd.

Hertoets Inspectie Jeugdzorg naar de kwaliteit van de jeugdzorg in Caribisch Nederland

In Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is Jeugd en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland (JGCN) de uitvoeringsorganisatie die belast is met de uitvoering van de jeugdzorg en de kinderbeschermingsmaatregelen. JGCN valt organisatorisch onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van VWS. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (VenJ) is politiek verantwoordelijk voor de uitvoering van de voogdij en de gezinsvoogdij. Gezien de bijzondere status van de eilanden is de Jeugdwet niet van toepassing in Caribisch Nederland.

Op 2 maart 2016 heb ik uw kamer geïnformeerd over het onderzoek dat de Inspectie Jeugdzorg heeft verricht in 2015 naar de kwaliteit van de jeugdzorg in Caribisch Nederland.3 Hieruit kwam o.a. naar voren dat de pleegzorg en de uitvoering van de gezinsvoogdij op Bonaire en de uitvoering van de ambulante zorg en gezinsvoogdij op Sint Eustatius nog niet voldoende van kwaliteit waren. Op mijn verzoek heeft daarom in mei 2017 een hertoets plaatsgevonden.

De inspectie komt in de hertoets van 2017 tot het oordeel dat:

  • De kwaliteit van de pleegzorg op Bonaire is verbeterd ten opzichte van 2015 en voldoende is.

  • De kwaliteit van de uitvoering van de gezinsvoogdij op Bonaire is verbeterd ten opzicht van 2015 en voldoende is.

  • De kwaliteit van de uitvoering van de ambulante zorg en gezinsvoogdij op Sint Eustatius is verbeterd ten opzichte van 2013 en voldoende is.

Met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie ben ik de Inspectie Jeugdzorg erkentelijk voor haar toezichtactiviteiten in Caribisch Nederland.4 Mede dankzij haar aanbevelingen heeft JGCN in de afgelopen periode een positieve kwaliteitsontwikkeling doorgemaakt. Dit rapport is ook een compliment naar de inzet van de medewerkers van JGCN. Om deze ontwikkeling vast te houden zal JGCN nieuwe verbetermaatregelen vaststellen, zoals aanbevolen door de Inspectie.

Daarnaast wil VWS de komende periode samen met de andere departementen, de Openbare Lichamen en de uitvoeringsorganisaties op de eilanden inzetten op het versterken van preventie, verbetering van de ketensamenwerking en professionalisering. Gezamenlijk wordt ook gewerkt aan de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. In juni 2017 zijn hiertoe bestuursakkoorden afgesloten met de Openbare Lichamen van Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Deze afspraken zijn inmiddels uitgewerkt in werkplannen die voortbouwen op hetgeen reeds op de eilanden in gang is gezet.

Onderzoek Inspectie Jeugdzorg naar de civiele taken van de Voogdijraad Caribisch Nederland

De Voogdijraad in Caribisch Nederland voert civiele taken uit op het terrein van kinderbescherming, gezag en omgang, en kinderalimentatie en valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.5 De Voogdijraad bestaat uit een college van toezicht en een bureau belast met de dagelijkse uitvoering van de wettelijke taken. Er zijn locaties op Bonaire, St. Eustatius en Saba.

Sinds maart 2015 werkt de Voogdijraad met het «Kwaliteitskader van de Voogdijraad Caribisch Nederland voor de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba». Dit Kwaliteitskader heeft als toetsingskader gediend voor de Inspectie Jeugdzorg. Begin 2016 heeft het eerste toezicht op de civiele taken van de Voogdijraad plaatsgevonden. Daarover heeft de Minister van Veiligheid en Justitie u in juni 2016 geïnformeerd.6 De Inspectie beoordeelde de kwaliteit van uitvoering van de civiele taken op Bonaire voldoende, maar op St. Eustatius matig. Op Saba kon geen toezicht worden uitgevoerd omdat op die locatie het Kwaliteitskader nog onvoldoende was ingevoerd. In mei 2017 heeft een hertoets plaatsgevonden op St. Eustatius en een eerste toets op Saba. Op basis hiervan beoordeelt de Inspectie de kwaliteit van de uitvoering van de civiele taken op zowel St. Eustatius als Saba nu als voldoende.

De toezichtactiviteiten van de Inspectie Jeugdzorg dragen bij aan de verdere verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van de civiele taken van de Voogdijraad. Naar aanleiding van het eerste rapport zijn verscheidene verbeteringen doorgevoerd. De Inspectie constateert in de bovengenoemde (her)toets dat er structureel aandacht is voor de veiligheid van het kind tijdens het raadsonderzoek en dat de ketensamenwerking op St. Eustatius is verbeterd. Ook de twee aanbevelingen uit dit rapport pakt de Voogdijraad voortvarend op. De Inspectie Jeugdzorg is inmiddels over de verbetermaatregelen geïnformeerd.

Toezichtrapport «Ook voor kwetsbare jongeren een passende toekomst»

Bijgaand ontvangt u de overallrapportage «Ook voor kwetsbare jongeren een passende toekomst» van Toezicht Sociaal Domein/ Samenwerkend Toezicht Jeugd. Van medio 2015 tot medio 2017 hebben de samenwerkende inspecties in twee fases onderzocht hoe partijen uit het sociaal domein gezamenlijk maatschappelijke participatie bewerkstelligen van jongeren die uitstromen uit Jeugdzorgplus-instellingen en Justitiële Jeugdinrichtingen.

Over de eerste fase van het onderzoek heb ik uw Kamer bij brief van 28 november 2016 geïnformeerd.7 Uit het eerste onderzoek bleek dat belangrijke randvoorwaarden voor de weg naar zelfstandigheid van de kwetsbare jongeren zijn: tijdige ondersteuning en goede afspraken om deze jongeren beter in beeld te houden, meer professionele samenwerking, meer samenhang en continuïteit in de zorg en ondersteuning en regie bij de uitvoering van het toekomstplan.

Het vervolgonderzoek was in dezelfde drie gemeenten: Den Haag, ’s-Hertogenbosch en Smallingerland, die met de verbeterpunten uit fase 1 aan de slag zijn gegaan. De inspecties constateren dat in de onderzochte gemeenten hard wordt gewerkt om de randvoorwaarden voor participatie van kwetsbare jongeren van 16–27 jaar langs de juiste lijnen te organiseren. Er is wel meer aandacht nodig voor het ontwikkelen van een integrale visie en aanpak op de verschillende leefgebieden. Het rapport eindigt met een aantal aandachtspunten:

  • Samenhangend beleid is nodig: gemeenten dienen zoveel mogelijk de (financiële) schotten tussen de verschillende domeinen te laten verdwijnen. Integraal beleid is nodig. De onderzochte gemeenten zien nog onvoldoende het nut van integraal beleid en beseffen nog onvoldoende dat de domeinen communicerende vaten kunnen zijn.

  • Sluitend netwerk 16–23 jaar ontwikkelen: Voor jongeren die uitstromen uit JJI’s zijn de onderzochte gemeenten en netwerkpartners verder in het realiseren van een sluitende aanpak gericht op participatie van jongeren dan voor jongeren die uitstromen uit een jeugdzorgplus instelling. Daarbij maken de betrokken gemeenten verstandige keuzes door het beleid dat zij hebben geformuleerd betrekking te laten hebben op jongeren van 16 tot 23 jaar (of nog ouder) en niet slechts toe te spitsen op de problemen die zich voordoen als de jongere 18 jaar wordt. Het is wel tijd om nu door te pakken en concrete stappen te zetten om een sluitend netwerk te laten ontstaan.

  • Uitgaan van mogelijkheden: het vertrekpunt van de dienstverlening moet de jongere zelf zijn (zijn kansen, belemmeringen en zijn mening) en niet de vigerende wet- en regelgeving vanuit de verschillende domeinen.

De onderzochte gemeenten zijn nog niet zover dat het ontwikkelde beleid stevig in de praktijk wordt uitgevoerd. Er is aandacht nodig voor de verdere ontwikkeling en implementatie ervan, zo concluderen de samenwerkende inspecties in het rapport.

In het kader van de landelijke werkagenda 18-/18+ faciliteer ik gemeenten en aanbieders om de overgang naar volwassenheid voor kwetsbare jongeren te versoepelen. Belangrijk hierbij zijn de ondersteunende activiteiten van «Aanpak 16–27», waarin het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) samenwerkt met gemeenten, Movisie, Divosa en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Eind september wordt een handreiking gepubliceerd met concrete handvatten voor gemeenten en professionals uit alle domeinen (onderwijs, werk, jeugdhulp, welzijn, zorg). Daarnaast hecht ik groot belang aan het maken van een toekomstplan voor de jongeren zoals ook wordt voorgesteld door de samenwerkende inspecties. Ook voor andere kwetsbare jongeren die zorg ontvangen, kan zo’n toekomstplan waardevol zijn en kunnen gemeenten dit opnemen als voorwaarde in hun contracten met jeugdhulpaanbieders.

VWS werkt samen met de departementen VenJ, SZW, OCW en BZK om knelpunten op Rijksniveau weg te nemen voor een meer integrale aanpak. Daarnaast worden experimenten in de zogenoemde City Deals gefaciliteerd en is in het interdepartementale Programma Sociaal Domein aandacht voor het stimuleren en ontwikkelen van een integrale aanpak voor kwetsbare jongeren en aandacht voor de jongeren die 18 jaar worden (overgang 18-/18+). Op 27 november a.s. organiseert VWS samen met VenJ, SZW, OCW en BZK een Jongvolwassenentop om samen met jongvolwassenen, bestuurders van gemeenten, zorgaanbieders, woningcorporaties, scholen en werkgevers oplossingsrichtingen te bespreken en om te komen tot een klimaat waarin jongeren de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben in de overgang naar volwassenheid.

Tot slot: een aantal handvatten voor verdere ontwikkeling uit de overallrapportage zijn uitgangspunten van het traject Verkenning Invulling Vrijheidsbeneming Justitiële Jeugd (VIV JJ). Te denken valt aan samen beleid creëren, vooruit kijken en de grenzen van beleid en wet- en regelgeving opzoeken. De overallrapportage zal ook betrokken worden in het VIV JJ traject, waarover u in het voorjaar van 2018 wordt geïnformeerd.

Handreiking regisseursfunctie in kwetsbare gezinnen

De inspecties die samenwerken in Toezicht Sociaal Domein (TSD) hebben een digitale handreiking gemaakt voor regisseurs, gemeenten en instellingen die verantwoordelijk zijn voor de regie op zorg en ondersteuning aan kwetsbare gezinnen. Hierin staat wat het werk van een goede regisseur voor deze gezinnen inhoudt, wat de regisseur hierbij nodig heeft aan kennis, competenties en bevoegdheden en wat voor de regisseur geregeld moet zijn om zijn werk goed te kunnen doen. Deze handreiking is het resultaat van diverse onderzoeken van TSD. De inspecties hebben regisseurs in het sociaal domein bevraagd over hun functie.

Daarnaast is gebruik gemaakt van onderzoek van TSD, waaronder het onderzoek Het wijkteam en kwetsbare gezinnen uit 2017. De handreiking is vanaf maandag 18 september 2017 te raadplegen via www.regiesociaaldomein.nl.

Nader onderzoek naar zorgpaden voor kinderen met ADHD

In het onderzoek is gekeken naar de relatie tussen de verschillen in ADHD-zorgpaden bij vier gemeenten en het verschil in jeugdhulpgebruik, de cruciale beslismomenten die al dan niet leiden tot een diagnose ADHD en de keuze voor een bepaald zorgpad, de beweegredenen van ouders om een diagnosetraject te starten, de rol van gemeenten binnen de diverse zorgpaden en de wijze waarop scholen omgaan met kinderen die druk, impulsief en ongeconcentreerd gedrag vertonen.

Belangrijke conclusies van het onderzoek zijn:

  • De beschikbaarheid van een POH-jeugd, vroegsignalering en preventie leiden tot minder verwijzingen naar de GGZ.

  • Hoe beter wordt samengewerkt tussen school, huisarts en gemeente, hoe minder gebruik gemaakt hoeft te worden van specialistische jeugdhulp. Door de integrale benadering van het probleem volstaat vaak een laagdrempelige ondersteuning die zowel op het kind als op het gezin en de schoolklas is gericht.

  • De rol van school is sinds de invoering van Passend Onderwijs veranderd als het gaat om het begeleiden van kinderen met ADHD en het ondersteunen van leerkrachten om met deze doelgroep om te gaan. Er is een veelheid aan interventies op school beschikbaar. De ene school is hier wel verder in dan de andere en ook de vaardigheid van leerkrachten verschilt. Daar waar de gemeente betrokken is bij het proces op school, groeit het vertrouwen in de gemeentelijke toegang tot jeugdhulp en worden ouders minder snel verwezen naar de huisarts voor een diagnose.

  • Er wordt nog weinig samengewerkt met zorgprofessionals waardoor het behandeltraject losstaat van de ondersteuning die school en gemeente bieden. Het gevolg is dat als het behandeltraject stopt (einde DBC), de benodigde ondersteuningsstructuur daar vaak onvoldoende op aansluit, terwijl er nazorg nodig is omdat ADHD vaak blijvend tot problemen leidt. De verbinding van de gemeentelijke toegang (wijkteam en/of CJG) met de POH-jeugd en de MDO's op scholen is in de onderzochte gemeenten een belangrijke succesfactor in het realiseren van de best passende zorg voor kinderen met ADHD.

De uitkomsten van dit nader onderzoek worden verspreid via de website van de Jeugdmonitor. Het rapport wordt – net als de eerdere nadere onderzoeken die uw Kamer heeft ontvangen – betrokken bij de (tussen-)evaluatie van de Jeugdwet die uw Kamer in het voorjaar van 2018 ontvangt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 31 839, nr. 505.

X Noot
4

De wettelijke grondslag hiervoor is op 14 april 2016 ingevoerd bij wijziging van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met het wettelijk regelen van kwaliteitseisen voor de jeugdzorg op Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht en de handhaving hiervan door de inspectie jeugdzorg (Kamerstuk 34 238).

X Noot
5

De Raad voor de Rechtshandhaving houdt toezicht op de strafrechtelijke taken van de Voogdijraad BES.

X Noot
6

«Rapport van Inspectie Jeugdzorg over Voogdijraad BES» Kamerstuk 34 238, nr. 8.

X Noot
7

Kamerstuk 31 839, nr. 555.

Naar boven