31 839 Jeugdzorg

28 638 Mensenhandel

Nr. 575 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2017

Bij brief van 7 januari 2016 is uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie in 2016 invulling wilden geven aan de loverboyaanpak (Kamerstukken 31 839 en 28 638, nr. 500). Graag informeren wij uw Kamer over de voortgang en resultaten van de destijds aangekondigde acties die er op gericht zijn om de loverboyproblematiek te voorkomen, te signaleren, daders te vervolgen en slachtoffers hulp te bieden. Het overzicht in deze brief is een tussenstand; de aanpak van deze problematiek wordt onverminderd voortgezet.

Onder de term «loverboys»» wordt verstaan: mensenhandelaren die met verleidingstactieken, manipulaties, chantage en/of geweld meisjes inpalmen met als oogmerk hen later voor zich te laten werken in de prostitutie of illegale sectoren. Loverboys zijn dus mensenhandelaren en hun slachtoffers zijn slachtoffer van mensenhandel. Omwille van de continuïteit en de bekendheid van de term «loverboys»», hebben we de aanpak onder deze noemer doorgezet. Dit doet niets af aan de ernst van de problematiek.

Quickscan preventiemateriaal

Preventie is een belangrijke pijler in de aanpak van mensenhandel/ loverboyproblematiek. Zowel vanuit de rijksoverheid als door lokale overheden, zorginstellingen en particuliere partijen zijn de laatste jaren veel producten ontwikkeld gericht op preventie en voorlichting. Er is voorlichtingsmateriaal specifiek gericht op loverboyproblematiek en producten die breder inzetten op het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij jongeren. Seksueel grensoverschrijdend gedrag bij zowel potentiële slachtoffers als daders, vormt een steeds grotere risicofactor voor loverboyproblematiek. Jongeren zijn bijvoorbeeld op steeds jongere leeftijd seksueel actief en zijn zich niet altijd voldoende bewust van de mogelijke gevaren van bijvoorbeeld sexting, waarbij seksueel getinte foto’s en video’s gedeeld worden. Er is een groot en divers aanbod aan preventiematerialen ontwikkeld gericht op het voorkomen van loverboyproblematiek, wat professionals veel keuze biedt, maar het hen tegelijk lastig maakt om het meest geschikte materiaal te vinden. Om professionals zoals bijvoorbeeld leraren, jeugdhulpverleners en medewerkers van de GGD’s, maar ook ouders en jongeren, hierbij te ondersteunen, is er een inventarisatie gemaakt van het beschikbare preventiemateriaal. Er is een praktische en overzichtelijke digitale folder ontwikkeld waarin een breed scala aan voorlichtingsmateriaal is opgenomen. Met behulp van de interactieve folder kunnen professionals, ouders en jongeren, in enkele muisklikken tot een overzicht van het voor hen relevante preventiemateriaal komen. De folder laat de grote verscheidenheid zien aan materialen die reeds ontwikkeld zijn en vergroot de vindbaarheid hiervan. Dit moet ertoe leiden dat hier ook vaker en efficiënter gebruik van gemaakt gaat worden. Partijen kunnen de folder gebruiken om snel na te gaan of er al geschikt preventiemateriaal beschikbaar is. Ook kan de folder partijen inspireren om meer aan preventie te doen doordat inzichtelijk is gemaakt over welke onderwerpen en op welke specifieke doelgroepen preventie gericht kan worden. De folder is geplaatst op de wegwijzer mensenhandel1 en onder verschillende relevante partijen verspreid. De komende tijd zal, onder ander in overleg met het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bekeken worden op welke manier verdere bekendheid kan worden gegeven aan de folder en hoe het gebruik ervan gestimuleerd kan worden.

Daderprofielen

In het kader van de daderaanpak is ambtelijk gekeken naar de kernmerken van loverboys en de methoden die daders gebruiken. Met het oog op de steeds veranderende aard van loverboyproblematiek is het van belang om de ontwikkeling in de methoden die loverboys toepassen, te blijven volgen. Vorig jaar zijn er daarom onder andere verschillende expertmeetings georganiseerd en gesprekken gevoerd met professionals uit het veld, en politie en Openbaar Ministerie, om meer zicht te krijgen op de daders. Ook zijn enkele dossiers bekeken. Er is onder andere gekeken naar leeftijd, afkomst, antecedenten, opleidingsniveau, jeugd en opvoeding en psychische problematiek van daders. De daders lijken erg van elkaar te verschillen, globaal kan er echter wel een beeld geschetst worden. Over het algemeen zijn loverboys meerderjarige jongens in de leeftijd tussen de twintig en de dertig, er zijn echter ook daders die ouder of jonger zijn. Volgens de experts zijn het vaak het mannen met de Nederlandse nationaliteit en verschillende migrantenachtergronden. Experts zien ook autochtone Nederlandse daders. Loverboys hebben veelal een crimineel verleden. De antecedenten kunnen erg verschillen; vermogens-, gewelds- en opiumwetdelicten komen het vaakst voor. Het opleidingsniveau is over het algemeen laag, er is vaak sprake van voortijdig schoolverlaten. Qua gezinssituatie gaat het vaak om jongens uit gebroken gezinnen of multiprobleemgezinnen, zonder positief mannelijk rolmodel. Er zijn vermoedens dat er vaak ook psychische problematiek speelt bij daders. Veel daders laten zich echter niet onderzoeken voordat ze veroordeeld worden, er is hierover daarom onvoldoende bekend. Het feit dat de daderprofielen zo uiteenlopen en dat er op sommige vlakken te weinig gedetailleerde informatie bekend is over de daders, maakt het ingewikkeld om preventieve maatregelen te formuleren waarmee daderschap kan worden voorkomen.

Er is ook gekeken naar ontwikkelingen in de methodes die loverboys gebruiken. Sociale media en internet spelen een steeds grotere rol, zowel bij het ronselen als de daadwerkelijke uitbuiting. Sociale media maken het leggen van contact gemakkelijker en worden ingezet om slachtoffers onder druk te zetten door te dreigen met het plaatsen van beeldmateriaal. De «klassieke methode« van langdurig inpalmen verdwijnt steeds meer naar de achtergrond en het proces van ronselen neemt minder tijd in beslag. Veel van de preventiematerialen die zijn opgenomen in de eerder genoemde folder gaan in op deze risico’s van sociale media. Loverboys gaan tegenwoordig ook sneller over tot (dreigen met) geweld. In andere gevallen spelen manipulatie en het aangaan van een schijnrelatie echter nog steeds een belangrijke rol. Ze dreigen de relatie te beëindigen als slachtoffers niet doen wat zij willen, of ze houden slachtoffers een rooskeurige toekomst voor als ze maar genoeg geld verdienen. Door het gebruik van geweld juist achterwege te laten, voelen slachtoffers zich veelal lange tijd niet misbruikt, waardoor de uitbuitingssituatie lang voort kan duren. Meisjes die opgroeien in een eer- en schaamtecultuur en meisjes met een lichtverstandelijke beperking worden vaker slachtoffer van loverboys vanwege hun verhoogde kwetsbaarheid. Er wordt veel geronseld binnen de instellingen waar meisjes met een LVB-achtergrond wonen. De stappen die in het kader van het project «aanpak slachtoffers loverboys/mensenhandel LVB/GGZ» zijn gezet om kennis over deze problematiek te vergroten bij professionals uit de LVB- en GGZ-instellingen en hen concrete handvatten te bieden om deze problematiek aan te pakken, zijn daarom ook van groot belang. Verderop in deze brief wordt hier nader op ingegaan. Experts geven aan dat slachtoffers niet alleen seksueel worden uitgebuit maar ook steeds vaker in worden gezet voor drugshandel, diefstal of gebruikt worden om telefoonabonnementen en leningen af te sluiten. Loverboys handelen vaak niet alleen maar worden vaak geholpen door vrienden. Ze brengen bijvoorbeeld slachtoffers naar klanten, zorgen voor werkruimte of houden het slachtoffer in de gaten. De inzichten die zijn opgehaald worden momenteel verwerkt in het barrièremodel loverboys.

Barrièremodel

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV) opdracht gegeven om het bestaande barrièremodel te actualiseren op basis van de laatste inzichten in methodes die loverboys gebruiken. Daarnaast is het CCV gevraagd om twee aanvullende modellen te ontwikkelen gericht op slachtoffers met een licht verstandelijke beperking en slachtoffers die zijn opgegroeid in een eer- en schaamtecultuur. De methodes van loverboys zijn vaak afgestemd op hun slachtoffer. Meisjes uit een eer- en schaamtecultuur zijn bijvoorbeeld sneller te chanteren en te isoleren; zij durven nog minder snel om hulp te vragen. Jongeren met een licht verstandelijke beperking zijn makkelijker te manipuleren en over te halen. Dit heeft gevolgen voor de aanpak, de barrières die opgeworpen kunnen worden en vooral voor de partners die hierbij betrokken moeten worden. Zo kan het bijvoorbeeld relevant zijn om organisaties uit de islamitische gemeenschap te betrekken. Het CCV brengt dit momenteel in kaart. De aanvullende modellen kunnen straks naast het algemene barrièremodel worden gebruikt. De barrièremodellen zullen naar verwachting dit voorjaar worden opgeleverd. Vervolgens zal in overleg met het CCV en de verschillende partners die in het barrièremodel benoemd worden, gekeken worden hoe de modellen effectief geïmplementeerd kunnen worden.

Opsporing, aangifte en anoniem melden

Als vervolg op de succesvolle campagne «Gedwongen prostitutie» is Meld Misdaad Anoniem in februari 2016 een nieuwe campagne gestart, waarbij met de campagnefilm genaamd «Het zou je dochter kunnen zijn… in de greep van een loverboy» ook specifiek aandacht is besteed aan loverboyslachtoffers. Daarnaast zijn gerichte presentaties gegeven aan professionals in de Jeugdhulp, inclusief professionals die werken met jongeren met een verstandelijke beperking, om hen te stimuleren signalen van uitbuiting desgewenst anoniem te melden. In 2016 zijn er in totaal 279 meldingen over dwang, uitbuiting en illegale prostitutie, binnen gekomen bij Meld Misdaad Anoniem, in totaal betrof het 26 meldingen over minderjarige slachtoffers. Loverboyslachtoffers kunnen echter ook meerderjarig zijn. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen meldingen over loverboyslachtoffers en over andere slachtoffers van seksuele uitbuiting. Bijna alle meldingen (99%) zijn bruikbaar. Ongeveer 73% leidt tot een nieuw onderzoek en ongeveer 33% van de onderzoeken leidt tot vervolging.

De politie treft concrete maatregelen om de drempel die het informatief gesprek, waarin het slachtoffer wordt geïnformeerd over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijke traject, soms vormt zo veel mogelijk te verlagen. Verschillende professionals uit het veld benadrukken echter dat niet alleen het informatief gesprek en de aangifte, maar het gehele strafproces dat daarop volgt door slachtoffers als te belastend wordt ervaren. Aangifte doen levert slachtoffers soms onvoldoende op, omdat daders niet altijd vervolgd worden of omdat de oplegde straffen laag zijn. De ervaringen van slachtoffers met het strafproces en de uitkomsten daarvan worden bekend bij andere slachtoffers, doordat deze bijvoorbeeld binnen een instelling worden gedeeld. Dit leidt ertoe dat sommige slachtoffers geen aangifte doen. Daarnaast spelen ook angst en schaamte een grote rol in het wel of niet doen van aangifte.

Er worden gesprekken gevoerd met professionals uit de zorg- en strafrechtketen om te kijken welke maatregelen getroffen kunnen worden om het strafproces minder belastend te maken voor het slachtoffer. Te denken valt bijvoorbeeld aan het beter informeren van hulpverleners over het strafrechtelijk proces zodat zij hun cliënten beter kunnen begeleiden, er op toezien dat er altijd een vaste rechercheur wordt aangewezen die als contactpersoon fungeert, meer bekendheid genereren over de mogelijkheden voor hulpverleners om aan te sluiten bij de gesprekken met de politie en de verhoren en het verbeteren van de samenwerking tussen de zeden- en mensenhandelteams van de politie. Ook wordt door het OM samen met de politie gekeken naar de mogelijkheden om onderzoeken naar mensenhandel vaker ambtshalve op te starten. Tijdens het AO loverboys van 7 oktober 2015 (Kamerstuk 31 839, nr. 498) heeft de toenmalig Minister van Veiligheid en Justitie toegezegd de kamer te informeren over het aantal ambtshalve onderzoeken in loverboyzaken. Onderzoeken die ambtshalve worden gestart, worden echter niet als zodanig geregistreerd, noch door politie, noch door het openbaar ministerie. Er is dus geen aantal ambtshalve onderzoeken te geven.

Naast de maatregelen die in 2016 zijn genomen, zijn bij de begroting 2017 extra middelen vrij gemaakt waarmee onder andere verder geïnvesteerd zal worden in de doorontwikkeling van de webcrawler. Met dit instrument kan de politie bronnen op internet, waar vaak veel informatie uit te halen is, efficiënter doorzoeken. De webcrawler kan bijvoorbeeld ingezet worden om prostitutieadvertenties te doorzoeken op signalen van mensenhandel en minderjarige slachtoffers. Tegelijkertijd wordt er geïnvesteerd gespecialiseerde (data-)analisten bij het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) om de informatie die met de webcrawler wordt opgehaald te kunnen analyseren.

Verbreding kennis binnen de hulpverlening aan jeugdigen

In december 2014 heeft de commissie Azough het Actieplan «Hun verleden is niet hun toekomst» gepresenteerd (Kamerstuk 31 839, nr. 429). Voor jeugdzorginstellingen heeft de commissie in 2015 instrumenten ontwikkeld gericht op de kwaliteit van opvang en hulp aan slachtoffers, signalering, risicotaxatie, samenwerking met politie en justitie en melding bij het Coördinatiecentrum Mensenhandel (CoMensha). De Staatssecretaris van VWS heeft aangegeven deze kennis te willen verbreden naar andere organisaties binnen de jeugdhulp en heeft dit besproken met de sector gehandicaptenzorg. Instellingen die zorg verlenen aan jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) en aan jongeren met psychische problematiek, herkennen het probleem dat juist meisjes met deze problemen extra kwetsbaar zijn en een groter risico lopen om slachtoffer te worden van loverboys/ mensenhandelaren. In augustus 2016 zijn onder leiding van Naima Azough het Landelijk Kenniscentrum LVB, de Vereniging van Orthopedagogische Behandelcentra, de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, GGZ Nederland en het Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie gestart met het project aanpak slachtoffers loverboys/mensenhandel LVB/GGZ. Doel van het project is om te komen tot betere preventie, signalering, registratie opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys/mensenhandel met een licht verstandelijke beperking en/of psychische problematiek. In regionale bijeenkomsten is kennis gedeeld en zijn ervaringen uitgewisseld.

Op basis hiervan worden de bestaande instrumenten ook toepasbaar gemaakt voor professionals die werken met LVB- en GGZ -jongeren. In februari is een landelijke bijeenkomst voor hulpverleners, gemeenten, bestuurders van zorginstellingen, politie en OM professionals georganiseerd. Deze bijeenkomst werd goed bezocht, de sector wil duidelijk met deze problematiek aan de slag. De concrete, vertaalde instrumenten worden door de projectleiding in maart digitaal beschikbaar gesteld aan alle aanwezigen en relevante instellingen. In overleg met de betrokken partijen zal gekeken worden hoe deze producten geïmplementeerd kunnen worden.

Gemeentelijke praktijk

De kennis die beschikbaar is voor goede hulp en zorg aan meisjesslachtoffers is ook voor gemeenten en voor de gemeentelijke (eerste lijns-)hulp die vaak in multidisciplinaire sociale wijkteams is vormgegeven, zeer relevant. Voor gemeenten is een belangrijke rol weggelegd in de aanpak van loverboy- en mensenhandelproblematiek. Op grond van de Jeugdwet en de Wmo 2015 hebben de gemeenten de verantwoordelijkheid om een goed opvang- en ondersteuningsaanbod voor slachtoffers van loverboys te realiseren. De decentralisaties in het sociale domein zorgen er ook voor dat gemeenten meer instrumenten hebben om te komen tot vroegsignalering van (herhaald) slachtofferschap. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) is in opdracht van de Staatssecretaris van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan de slag om de kennis, die in diverse trajecten is opgedaan, in overleg met vertegenwoordigers uit gemeenten te vertalen naar de gemeentelijke praktijk. Ook hier gaat het om kennis en bewustwording, preventie van loverboyproblematiek, het herkennen en signaleren van de problematiek, het bieden van behandeling aan slachtoffers en de samenwerking met politie en Openbaar Ministerie. Sociale wijkteams kunnen een rol spelen bij het voorkomen en signaleren van loverboyproblematiek en het doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp. Maar ook gaat het om het zorgen voor randvoorwaarden voor interdisciplinaire samenwerking en het bieden van nazorg om herhaald slachtofferschap te voorkomen. Juist bij deze problematiek is samenwerking tussen verschillende sectoren en disciplines van belang om slachtoffers goede hulp te bieden en om daders te vervolgen. Speciaal voor gemeenten wordt een checklist ontwikkeld die helpt bij het realiseren van de aanpak. Met het NJI en de VNG wordt besproken hoe de praktijk ondersteund kan worden bij de aanpak en hoe we hier nader vervolg aan geven.

Jongensslachtoffers

Bestaand onderzoek en bestaande instrumenten met betrekking tot loverboyproblematiek/mensenhandel richten zich vooral op meisjes als slachtoffers en niet op jongens. Hierdoor is er behoefte aan meer inzicht in deze problematiek specifiek bij jongens. Ook in het Algemeen Overleg Loverboyproblematiek van 7 oktober 2015 is deze behoefte aan de orde gesteld. Om meer inzicht te krijgen in het verschijnsel jongens als slachtoffer van loverboypraktijken of mensenhandel heeft de Staatssecretaris van VWS een verkenning laten doen. Deze verkenning, «Seksuele uitbuiting van jongens», treft u hierbij aan (bijlage 1)2. Uit het onderzoek blijkt dat de onderzoekers veel moeite hebben moeten doen om jongensslachtoffers te vinden. Dit komt omdat deze problematiek zich, meer nog dan bij meisjes het geval is, in het verborgene afspeelt en onzichtbaar lijkt te zijn. Het onderzoek is gebaseerd op 32 casussen. Vier feitelijke jongensslachtoffers zijn geïnterviewd. Daarnaast is er een dossierstudie gedaan, is casuïstiek verzameld en online en offline veldwerk verricht. Andere belangrijke basis voor het onderzoek zijn de vraaggesprekken met professionals.

Vanwege het beperkt aantal gevonden gevallen, biedt het onderzoek slechts een globaal beeld van deze problematiek. Een schatting van het aantal jongens dat slachtoffer is van loverboyproblematiek/ seksuele uitbuiting, is op basis van het onderzoek niet te geven. De gevallen die de onderzoekers wel hebben weten te vinden, tonen echter zeer ernstige problematiek die vaak samenhangt met andere vormen van criminaliteit. Belangrijke conclusie is dat de manier waarop een jongen in een situatie van seksuele uitbuiting kan belanden anders is dan bij meisjes, er is namelijk sprake van een glijdende schaal. Vanwege kwetsbaarheid «rollen» jongens als het ware de prostitutie in en komen vervolgens in een situatie waarin zij ook weer vanwege die kwetsbaarheid, uitgebuit kunnen worden. Het is daarom vaak moeilijk te zeggen wanneer het omslagpunt naar uitbuiting heeft plaatsgevonden en het uitbuitingsaspect is daarom niet in alle beschreven casuïstiek duidelijk aanwezig. In het onderzoek is gekeken naar seksuele uitbuiting van jongens tot 23 jaar. Wanneer het gaat om prostitutie met minderjarige jongens betreft dit sowieso een strafbaar feit.

Uit het onderzoek komt nog een verschil tussen jongens en meisjes naar voren waardoor signalering lastig blijkt te zijn. Bij meisjes worden wisselende seksuele contacten of ruilseks al snel gezien als seksueel grensoverschrijdend gedrag, bij jongens blijkt dit niet altijd het geval. Slachtofferschap wordt door professionals bij jongens minder snel herkend. Daar komt bij dat jongens zichzelf ook niet snel als slachtoffer zien. Tenslotte bestaat er ook een discrepantie tussen behoefte aan en het aanbod van hulpverlening. Waar bij bestaande hulpverlening de focus ligt op sociaal emotionele ondersteuning, die bovendien ontwikkeld is voor meisjesslachtoffers, ligt de behoefte van jongens vooral ook op het praktische vlak, zoals huisvesting.

Uit het onderzoek blijkt dat het creëren van bekendheid voor deze doelgroep een eerste stap is voor effectieve hulp. Daarom wordt er dit voorjaar een bijeenkomst georganiseerd met relevante zorg- en hulporganisaties om de uitkomsten van dit onderzoek te delen. Nadruk zal dan liggen op het vergroten van de bekendheid van seksuele uitbuiting bij jongens en wat dit vraagt van de hulpverlening.

Internationale expertmeeting behandelen slachtoffers van mensenhandel/loverboys

Om de kwaliteitsverbetering van het bestaande specialistisch behandelaanbod voor slachtoffers van loverboys/mensenhandel een impuls te geven is er in samenwerking met het NJI een internationale expertmeeting georganiseerd. De internationale expertmeeting heeft plaatsgevonden op vrijdag 7 april 2017 in Utrecht. In het Verenigd Koninkrijk is recent onderzoek afgerond naar vier lokale praktijken die behandelprogramma’s ontwikkelen voor de hulp aan meisjes die risico lopen om seksueel uitgebuit te worden of slachtoffer zijn. Op verschillende manieren wordt onderzocht wat wel en niet werkt in de praktijk. De behandelprogramma’s bieden een breed spectrum aan zorg en ondersteuning via verschillende modellen door verschillende professionals, waaronder de behandeling van meisjes in de gespecialiseerde residentiële zorg. De uitkomsten van het onderzoek zijn tijdens de expertmeeting gepresenteerd en besproken. Professionals uit België (Vlaanderen) die op dit moment bezig zijn een aanpak op te zetten, waren hierbij aanwezig. De expertmeeting is voorgezeten door Naïma Azough en voorafgegaan door een werkbezoek bij een gespecialiseerde zorgaanbieder. De input uit het buitenland kan handvatten bieden voor uitwisseling van kennis en voor verdere ontwikkeling van het aanbod van de Nederlandse zorgaanbieders. Het verslag van de expertmeeting treft u aan in bijlage 23.

Behandelaanbod slachtoffers loverboys/mensenhandel

Veel jeugdhulpaanbieders bieden hulp aan slachtoffers van loverboys/mensenhandel maar landelijk is er niet veel bekend over de effectiviteit van behandelingen. Het is belangrijk dat meer behandelaanbod goed beschreven wordt en de bekendheid over de effecten vergroot wordt om nog betere hulp en opvang te kunnen bieden. Vanuit het NJI en Zon/Mw is een project ingericht om de kwaliteit en de effectiviteit van de behandeling en bescherming van slachtoffers van loverboys/mensenhandel te verbeteren. Zes jeugdhulpaanbieders zijn begonnen met de beschrijving en theoretische onderbouwing van hun behandelaanbod. Het doel van dit project is om te komen tot goed beschreven en goed onderbouwde interventies in de databank van het NJI met als uiteindelijke doel om te komen tot een aantal effectieve interventies.

Drie behandelprogramma’s van jeugdhulpaanbieders Spirit en Parlan zijn eind vorig jaar beoordeeld door de Erkenningscommissie Interventies. De twee programma’s van Spirit zijn onder voorbehoud erkend als theoretisch goed onderbouwde interventie en zullen ondersteund worden bij het verwerken van het commentaar van de commissie zodat ze in juni opnieuw beoordeeld kunnen worden.

Het programma van Kompaan en de Bocht wordt in april beoordeeld. Intermetzo en Pluryn zijn gefuseerd en gaan nog gezamenlijk een zorgprogramma beschrijven.

In de loop van 2017 zal in overleg met Zon/Mw en het NJI worden bezien welke vervolgstappen mogelijk zijn om meer kennis te verkrijgen over de effectiviteit van interventies voor slachtoffers van loverboys.

Vervolg

Het afgelopen jaar zijn er veel nieuwe inzichten opgedaan over de problematiek, is de kennis over de bestrijding van deze problematiek en de behandeling van slachtoffers verder uitgebreid en zijn er verschillende praktische hulpmiddelen ontwikkeld. De uitdaging ligt nu voor om komende tijd samen met relevante partners in de aanpak van loverboyproblematiek in te zetten op borging en implementatie van deze resultaten. Vanuit de verschillende departementen wordt daarnaast gekeken welke aanvullende maatregelen nodig zijn om minderjarigen nog beter te beschermen tegen uitbuiting en noodzakelijke hulp te verbeteren. Het is van belang dat er voortdurend aandacht blijft voor deze problematiek. De strijd tegen dit ernstige misdrijf gaat onverminderd door.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven