Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2016
Hierbij ontvangt u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, het rapport
«casusonderzoek Drenthe, onderzoek naar aanleiding van het overlijden van een kind»1. Dit rapport is opgesteld door de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg
en de Inspectie Veiligheid en Justitie. Het rapport zou u worden aangeboden zodra
het inspectieonderzoek naar de casus is afgerond (Kamerstuk 31 839, nr. 504).
Op 8 juni 2015 overleed op tragische wijze een 8-jarig meisje in Drenthe aan de gevolgen
van een val uit een flatgebouw. De inspecties hebben naar aanleiding van de melding
van de calamiteit besloten om diepgaand onderzoek te doen. Zij gingen na wat zich
afspeelde in de jaren 2012 tot 2015 voor het overlijden van het meisje en hoe dit
zich verhield tot de kwaliteit van de geleverde hulpverlening.
De conclusie van het onderzoek is dat de betrokken organisaties en professionals over
het algemeen gewerkt hebben volgens de toen geldende protocollen en afspraken. Dit
was echter niet voldoende. De hulpverleners richtten hun focus vooral op de ouders.
Ondanks dat de hulpverlening is gestart vanuit een zorgmelding over het kind, hadden
de betrokken hulpverleners het kind niet goed in beeld. Bovendien werd informatie
onvoldoende gedeeld zowel binnen als tussen organisaties. De betrokken organisaties
en professionals hebben het Verdrag inzake de Rechten van het Kind niet als leidend
principe voor hun handelen gebruikt en dus het belang van het kind niet voorop gesteld
bij het handelen, aldus de inspecties.
De veiligheid van kinderen en andere slachtoffers van huiselijk geweld moet goed geborgd
zijn in het handelen van professionals, maar ook in de samenwerking tussen organisaties.
Ik vind het schokkend te lezen dat de inspecties constateren dat het aan een integraal
beeld van de problematiek heeft ontbroken. Het systeem gericht op het borgen van veiligheid
was te vrijblijvend en heeft niet goed gewerkt.
Op basis van deze conclusies vinden de inspecties dat er verbeterpunten nodig zijn.
De inspecties verwachten dat de instellingen die direct of indirect betrokken zijn
bij de zorg voor het gezond en veilig opgroeien van kinderen deze punten gaan oppakken.
Gezien de rol van de gemeente als verantwoordelijke voor de jeugdhulp en maatschappelijke
zorg zal de gemeente hierin de regie nemen.
Het rapport onderstreept mijn inspanningen om verbeteringen aan te brengen in de aanpak
van huiselijk geweld en kindermishandeling. Het sluit ook aan bij het traject Aanscherpen
meldcode en werkwijze Veilig Thuis dat op mijn verzoek wordt uitgevoerd. Dit traject
zal voorstellen ontwikkelen ten aanzien van de verantwoordelijkheidsverdeling, regievoering
en randvoorwaarden om de veiligheid van een kind te kunnen waarborgen. Zoals ik in
de brief van 13 mei 2016 (Kamerstuk 28 345, nr. 166) heb laten weten, zal ik u hierover na de zomer informeren.
De gemeente Hoogeveen heeft mij laten weten dat zij het rapport en de uitkomsten van
het onderzoek zullen bespreken in een openbare vergadering van de gemeenteraad. Vooruitlopend
op het onderzoek heeft de gemeente het initiatief genomen om met de verbeterpunten
aan de slag te gaan. Deze punten zullen projectmatig worden aangepakt in samenwerking
met de betrokken partijen.
Dat een jong meisje op zo’n tragische wijze is overleden, grijpt mij zeer aan. We
moeten zorgen dat iedereen al het mogelijke doet om zo’n drama te voorkomen. Het is
daarom goed dat de samenwerkende inspecties op maandag 6 juni een congres organiseren
waarbij het leren van calamiteiten door professionals en hun organisaties centraal
staat.
Ik verwacht dat de betrokken organisaties, professionals en gemeenten uitvoering zullen
geven aan hun verantwoordelijkheid en gezamenlijk zorgen dat een veilige ontwikkeling
van kinderen voorop staat. Samen met hen zal ik mij daar sterk voor maken.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn