31 839 Jeugdzorg

Nr. 512 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2016

Mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie bied ik u het tweede onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg aan «voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de jeugdhulp: een tweede onderzoek»1. Het eerste rapport is uw kamer aangeboden op 24 november 2014 (Kamerstuk 31 839, nr. 426).

In dit tweede rapport is opnieuw gerapporteerd over onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag bij twintig jeugdhulpaanbieders en vijf instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het betrof acht hertoetsen en zeventien nieuwe onderzoeken. Het blijkt dat bijna alle bezochte instellingen voldoende handelen om seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Dit geldt ook voor de vijf instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering die de inspectie dit jaar voor het eerst bij dit toezicht betrok.

Wel constateert de Inspectie Jeugdzorg bij nagenoeg alle instellingen één of meer verbeterpunten. Bij een aanzienlijk deel van de instellingen is verbetering nodig op de volgende punten:

  • systematisch spreken met kinderen over omgangsvormen, relaties, intimiteit en seksualiteit (binnen de residentiële jeugdhulp);

  • de seksuele ontwikkeling van kinderen als vast onderdeel van het plan en de evaluatie van het plan (binnen de residentiële jeugdhulp);

  • periodieke inschatting van risico’s op seksueel grensoverschrijdend gedrag aan de hand van een gestandaardiseerd risicotaxatie-instrument;

  • structurele scholing van medewerkers;

  • goed evalueren van incidenten.

Van de 25 onderzochte instellingen zijn twee instellingen als matig en twee instellingen als onvoldoende beoordeeld. Desgevraagd hebben de instellingen de inspectie laten weten hoe en binnen welke termijn zij de benodigde verbeteringen zullen realiseren. De inspectie volgt de voortgang hiervan via het reguliere toezicht. Van de vier instellingen die een eindoordeel «matig» of «onvoldoende» kregen, verlangt de inspectie bovendien dat zij een interne audit uitvoeren naar gesignaleerde verbeterpunten en de inspectie over de uitkomsten daarvan rapporteren.

Het onderzoek geeft aan dat de instellingen seksueel grensoverschrijdend gedrag als een belangrijk aandachtspunt zien. Scholing van de professionals, ontwikkeling van een goed instrumentarium en evaluatie van incidenten moeten bijdragen aan een goede basis voor de professionals om zo seksueel grensoverschrijdend gedrag te signaleren en waar mogelijk te voorkomen. Het is belangrijk dat instellingen zelf alert zijn op en aandacht geven aan grensoverschrijdend gedrag. Door het tijdig treffen van preventieve maatregelen, ondersteuning, scholing en professionalisering van de medewerkers, kan seksueel grensoverschrijdend gedrag en de daarmee gepaard gaande schadelijke gevolgen voor jongeren in instellingen, worden voorkomen.

Ook na het toezicht in 2014 concludeerde de inspectie dat het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag bij kinderen hoog op de agenda stond van de jeugdhulpinstellingen. Het rapport van de Commissie Samson, het kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg van de Commissie Rouvoet en de aankondiging van het toezicht door de inspectie hebben een duidelijke impuls gegeven, waardoor er belangrijke stappen zijn gezet naar het voorkomen van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de jeugdhulp.

Ik vertrouw erop dat de instellingen blijvend aandacht voor dit onderwerp houden en dat zij extra aandacht zullen besteden aan die verbeterpunten die door de Inspectie Jeugdzorg zijn aangegeven.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven