31 839 Jeugdzorg

Nr. 375 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2014

Hierbij bied ik u, conform mijn toezegging in het Algemeen overleg over Kinderhandel van 15 januari jl. (Kamerstuk 28 638, nr. 109), het rapport «De effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van loverboys» aan1. Het Verwey Jonker Instituut heeft in opdracht van VWS een voorstudie uitgevoerd naar de effectiviteit van behandelmethoden voor slachtoffers van loverboys in de jeugdzorg en vrouwenopvang.

Het doel van de studie was drieledig:

  • Inzicht bieden in de toegepaste methoden voor opvang en behandeling van slachtoffers van loverboys tot 23 jaar in jeugdzorginstellingen en vrouwenopvang instellingen;

  • Inzicht bieden in de (verondersteld) werkzame bestanddelen van de gebruikte methoden. Ofwel welke elementen uit de methodiek zijn volgens de betrokken hulpverleners doorslaggevend voor het slagen van de behandeling;

  • Welke methoden komen in aanmerking voor doorontwikkeling/theoretische onderbouwing.

Uit de studie blijkt dat het jeugdzorgaanbod is afgestemd op een brede doelgroep. In beginsel doorlopen slachtoffers van loverboys het algemene programma. Een aantal instellingen binnen de jeugdzorg heeft zich toegelegd op specifieke doelgroepen, waaronder meisjes met «meisjesspecifieke problematiek». Deze meisjes doorlopen een specifiek opvang- en behandelprogramma. Dat wil zeggen problematiek met betrekking tot seksueel misbruik, eergerelateerd geweld, gedwongen prostitutie, grensoverschrijdend gedrag en uitbuiting door een loverboy. Eén instelling is expliciet gericht op deze doelgroep en bieden een categoraal en specialistisch opvang- en behandelprogramma. Binnen deze instelling worden echter in een ander verband ook andere jongeren behandeld.

Binnen de vrouwenopvang vormen slachtoffers van loverboys geen specifieke doelgroep. Wel worden meisjes met «meisjesspecifieke problemen» gezamenlijk opgevangen en behandeld in homogene groepen. Eén instelling heeft bewust gekozen voor een categorale opvang en specialistische behandeling.

De volgende elementen worden door de respondenten genoemd als werkzame bestanddelen:

  • Het belang van een veilig en positief pedagogisch klimaat, dit wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor effectieve behandeling.

  • De bejegening door de behandelaars van betrokkenen.

  • De kwaliteit van de behandelaars, dat wil zeggen hun sterke betrokkenheid, kennis en ervaring, inlevingsvermogen, flexibiliteit in stijlen en bereidheid om «gevoelige» thema’s aan de orde te stellen.

  • De fasering van de behandeling, dit stimuleert de ontwikkeling van de vereiste competenties.

Het valt op dat deze elementen heel algemeen zijn en waarschijnlijk van toepassing op het brede pallet van hulpverlening.

Ten aanzien van de derde onderzoeksvraag wordt opgemerkt dat de mate waarin de behandelmethoden zijn uitgewerkt en onderbouwd sterk verschillen per instelling. Om een goede vergelijking te maken moeten de behandelmethoden eerst verder te worden uitgewerkt en onderbouwd.

Deze voorstudie levert (mede) input voor het meerjarig nog te starten onderzoek van ZonMw. In het onderdeel van de programmalijn «Hulpmiddelen» binnen het programma Effectief werken in de jeugdsector (2012–2019) wordt onderzoek uitgezet naar de effectiviteit van interventies en methodieken. Binnen de deelprogrammalijn wordt onderzoek uitgezet naar de effectiviteit van opvang en behandeling van slachtoffers loverboys, met als doel meer inzicht te krijgen in wat werkt en niet werkt voor deze doelgroep. Op dit moment wordt met ZonMw afgestemd hoe dit vervolgonderzoek vorm krijgt.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven