31 821 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing)

I VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 maart 2013

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben naar aanleiding van de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 31 januari 2013 met de monitor beleidsmaatregelen «De relatie tussen beleidsmaatregelen, studiekeuze en studiegedrag» nog enkele vragen die zijn opgenomen in de brief van 19 februari 2013.

De minister heeft op 27 maart 2013 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Fred Bergman

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Den Haag, 19 februari 2013

Allereerst willen de leden van de vaste commissie voor OCW u bedanken voor uw brief d.d. 31 januari jl. met de monitor beleidsmaatregelen «De relatie tussen beleidsmaatregelen, studiekeuze en studiegedrag». Zij hebben nog enkele vragen in relatie tot de toezegging die is gedaan door uw ambtsvoorganger in januari 2010 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel «versterking besturing» (31 821).

Destijds is de Kamer toegezegd de werking van het convenant uit 2007 tussen de VSNU, de HBO-raad en de studentenorganisaties aangaande de financiering van een tweede gelijktijdige studie, te monitoren en na drie jaar te evalueren.2 In de ontvangen monitor kunnen de leden van de commissie helaas niets terugvinden over het convenant. De commissie is echter onverminderd geïnteresseerd in de uitvoering en effecten van het convenant, alsmede de wijze waarop de afspraken daarin (al dan niet) worden gecontinueerd. Zij zou daarom graag nog van u vernemen wat de stand van zaken ter aanzien van de uitvoering en naleving van dit convenant is.

Verder heeft de commissie een aantal vragen aangaande een relevante passage uit het regeer-akkoord: «Voor het compenseren van onbedoelde effecten van het vrijgeven van het collegegeld voor een tweede studie is 20 miljoen beschikbaar."3 Op welke wijze wordt dit voornemen van de regering vorm gegeven? Welke effecten worden door de regering aangemerkt als «onbedoeld»? Hoe verhoudt zich dit tot eerder genoemd convenant?

De leden van de vaste commissie voor OCW zien uw antwoord met belangstelling – en bij voorkeur binnen vier weken – tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, A.H. Flierman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 maart 2013

In uw brief van 19 februari vraagt u naar de stand van zaken inzake de toezegging het convenant tussen de VSNU, HBO-raad en studentenorganisaties aangaande de financiering van een tweede gelijktijdige studie na drie jaar te evalueren. Verder vraagt u:

  • op welke wijze het voornemen van de regering om onbedoelde effecten voor een tweede studie te compenseren wordt vormgegeven.

  • welke effecten door de regering worden aangemerkt als «onbedoeld» en

  • hoe dit zich verhoudt tot het convenant tweede studies.

Met deze brief doe ik de gedane toezegging gestand en informeer ik u over de verdere procesgang inzake de evaluatie van de maatregel tweede studies.

Begin 2013 heeft een verkenning plaatsgevonden van de effecten van de subsidieregeling tweede graden. De uitkomst hiervan was positief en ik heb met VSNU, HBO-raad en studentenbonden het volgende afgesproken:

  • De WHW wordt zodanig gewijzigd dat studenten het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn en blijven indien de tweede opleiding gestart is tijdens een eerste opleiding en ononderbroken gevolgd is. Dit geldt voor alle tweede bachelor- en masteropleidingen in het hbo en wo;

  • Ik verwacht dat de aanpassing van de wet uiterlijk per studiejaar 2014/2015 is gerealiseerd. De eerder gemaakte bestuurlijke afspraken worden in de wet verankerd waardoor de meeste helderheid aan alle betrokkenen wordt geboden;

  • Tot het moment waarop de wet is aangepast, zullen universiteiten en hogescholen het instellingscollegegeld gelijk aan het wettelijk collegegeld aan deze studenten vragen zoals nu ook het geval is. De eerder gemaakte bestuurlijke afspraak wordt tot dat moment verlengd;

  • Om de instellingen te compenseren voor het verzorgen van tweede parallelle studies wordt het onderwijsbudget van hbo en wo structureel verhoogd. Vanaf 2014 bedraagt de verhoging voor het wo € 5,2 miljoen en voor het hbo € 4,8 miljoen per jaar. In de periode 2014–2016 worden deze middelen gedekt uit de middelen die eerder voor het profileringsfonds vanwege de langstudeerdersmaatregel ter beschikking zijn gekomen. Vanaf 2017 wordt de verhoging gedekt uit de middelen uit het regeerakkoord voor het compenseren van onbedoelde effecten van een tweede studie.

Vanwege het feit dat het convenant afloopt met ingang van het studiejaar 2013/2014, was het noodzakelijk nu al duidelijkheid te verschaffen over het vervolg op het convenant en de subsidieregeling aan de studenten. Met het structureel maken van de subsidieregeling geeft de regering mede vorm aan het compenseren van onbedoelde effecten voor een tweede studie.

Hiermee wordt vooruit gelopen op een onderzoek naar onbedoelde effecten zoals in het regeerakkoord is opgenomen. Eind januari is een eerste rapportage naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd over de beleidsmaatregelmonitor (Kamerstuk 31 821, ek-H). Hierin is ook bericht over de eerste effecten van de maatregel tweede studies. Deze rapportage bestrijkt echter een relatief korte periode. Dit najaar komt er een tweede rapportage waarover ik een beleidsreactie ga opstellen, waarin ik dieper zal ingaan op de ontwikkelingen in relatie tot de genomen beleidsmaatregelen. Het tweede rapport zal betrokken worden bij de evaluatie van de Wet versterking besturing die dit najaar wordt afgerond. Ik heb het voornemen ook in de jaren 2014 en verder jaarlijks een soortgelijke monitor te laten uitvoeren en u over de uitkomsten te informeren.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Linthorst (PvdA), Kox (SP), Sylvester (PvdA), Essers (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Duthler (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU) Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA) (voorzitter), Lokin-Sassen (CDA), Backer (D66), Ganzevoort (GL) (vice-voorzitter), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Sent (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Sörensen (PVV), Frijters-Klijnen (PVV), Bruijn (VVD)

X Noot
2

Toezegging T01143 op <www.eerstekamer.nl> en ook Kamerstukken I 2009/10, 31 821, E, p. 6.

X Noot
3

«Bruggen slaan», regeerakkoord VVD-PvdA, 29 oktober 2012, p. 17.

Naar boven