Op 29 maart 2011 is door uw Kamer met algemene stemmen een motie van de leden Recourt en Dibi aangenomen. In de motie wordt
de regering verzocht – met het oog op de toegang tot het recht – om te onderzoeken op welke wijze het financiële belang van
een zaak zwaarder kan worden meegewogen bij de vaststelling van de hoogte van het griffierecht (Kamerstukken II 2010/11, 31 753, nr. 29). Tijdens de stemmingen over de moties heeft het lid Recourt verzocht om in een brief uiteen te zetten hoe dit wordt gerealiseerd.
Op 31 maart jongstleden heb ik het concept-wetsvoorstel kostendekkende griffierechten openbaar gemaakt en in consultatie doen
gaan. In dit concept-wetsvoorstel worden trapsgewijs hogere tarieven geïntroduceerd voor handelszaken met een groter financieel
belang. De onderscheiden staffels betreffen zaken met een financieel belang lager dan € 500, tussen de € 500 en € 5000, tussen
de € 5000 en € 25 000, tussen de € 25 000 en € 100 000, tussen de € 100 000 en € 350 000, tussen de € 350 000 en € 1 miljoen,
en boven de € 1 miljoen. In het concept-wetsvoorstel bedragen de basistarieven voor die categorieën in eerste aanleg respectievelijk
€ 125, € 300, € 500, € 750, € 1500, € 2500 en € 7500. In hoger beroep en cassatie is dat respectievelijk € 1250, € 1875, € 3750,
€ 6250 en € 18 750.
De griffierechten voor zaken met een groot financieel belang worden aanzienlijk hoger vastgesteld dan de griffierechten voor
zaken met een gering financieel belang. De daaruit voortvloeiende extra inkomsten worden in het concept van het nieuwe stelsel
gebruikt om andere tarieven – waaronder voor familiezaken, bestuurszaken en hoger beroep zaken – te matigen, teneinde de toegankelijkheid
tot het recht te blijven waarborgen.
Na afronding van de consultatiefase en advisering door de Raad van State zal ik naar verwachting in september 2011 het wetsvoorstel
aan de Tweede Kamer doen toekomen.