31 753 Rechtsbijstand

Nr. 239 MOTIE VAN DE LEDEN VAN NISPEN EN AZARKAN

Voorgesteld 26 mei 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de commissie-Van der Meer in het rapport «Andere tijden» concludeerde dat er sprake is van achterstallig onderhoud in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en dat de puntentoekenning niet in overeenstemming is met de werkelijke tijdsbesteding;

van mening dat het al dan niet slagen van de stelselherziening rechtsbijstand niet randvoorwaardelijk mag zijn voor het bieden van een redelijke vergoeding aan sociaal advocaten die rechtsbijstand leveren aan mensen die dat niet zelf volledig kunnen betalen, die daarmee in belangrijke mate bijdragen aan de toegang tot het recht en daarmee een cruciale rol spelen in onze rechtsstaat;

indachtig de aangenomen motie-Klaver/Ploumen (28 362, nr. 44) die uitspreekt dat structureel voldoende middelen moeten worden vrijgemaakt voor de sociale advocatuur in de geest van de commissie-Van der Meer;

overwegende dat scenario 1 van de commissie-Van der Meer mogelijk niet van de ene op de andere dag geïmplementeerd zal zijn en dat de uitvoering hierop voorbereid moet worden, zodat niet gedurende de formatie blijkt dat invoering per 1 januari niet realistisch zou zijn;

verzoekt de regering, in overleg met de advocatuur en de Raad voor Rechtsbijstand alle voorbereidingen te treffen en de uitvoering in gereedheid te brengen voor het uitvoeren van scenario 1 van de commissie-Van der Meer per 1 januari 2022,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Nispen

Azarkan

Naar boven