31 753 Rechtsbijstand

Nr. 237 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 maart 2021

Bij brief van 31 januari 2020 heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid mij verzocht te reageren op het artikel getiteld «Grote twijfels over onafhankelijk onderzoek van advocaten» in het NRC van 11 januari 2021. Tevens is verzocht om informatie over de onderzoeksopzet en het tijdspad naar aanleiding van de aangenomen motie van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) over onafhankelijk onderzoek naar de voor- en nadelen van zelfonderzoek.1 Hierbij doe ik het verzoek van uw Kamer gestand.

De afgelopen twee jaar heb ik met uw Kamer overleg2 gevoerd over het onderwerp zelfonderzoek door advocaten in opdracht van bedrijven. Tevens heb ik uw Kamer hierover schriftelijk antwoord gegeven, zowel op het terrein van bestaande wet- en regelgeving als (mijn zienswijze over) de uitvoeringspraktijk.3 Vervolgens heb ik ter uitvoering van voornoemde motie het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gevraagd onderzoek te gaan verrichten. Het onderzoek richt zich op hetgeen waartoe is opgeroepen in de motie, te weten een inventarisatie van de voor- en nadelen van zelfonderzoek.

Daarbij wordt ook meegenomen de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van de resultaten van dergelijk zelfonderzoek voor opsporingsinstanties en het Openbaar Ministerie en de vraag op welke wijze dit zelfonderzoek zou kunnen worden gereguleerd. Tevens zal in het verlengde hiervan worden onderzocht hoe in een aantal andere landen wordt omgegaan met zelfmeldingen door bedrijven op het terrein van financieel-economische criminaliteit.

Volledigheidshalve verwijs ik naar het ingevulde WODC-intakeformulier dat voor dit onderzoek naar het WODC is gestuurd en openbaar is gemaakt in het kader van een Wob-verzoek over dit onderwerp.4 Het WODC heeft aangegeven dat het onderzoek op korte termijn zal aanvangen en dat het streven is het onderzoek eind dit jaar af te ronden. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan door een volgend kabinet overleg worden gevoerd met uw Kamer over de voor- en nadelen van zelfonderzoek en de eventuele noodzaak voor regulering.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 31 753, nr. 207.

X Noot
2

Kamerstuk 31 753, nr. 217 en Handelingen II 2018/19, nr. 88, item 4.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nrs. 3224 en 2403 en Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 3898.

Naar boven