31 700 XII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2009

nr. 77
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 juli 2009

Bij verschillende gelegenheden, laatstelijk tijdens het Algemeen Overleg Verkeersveiligheid over de stand van zaken van moties en toezeggingen op 2 april 2009 (Kamerstuk 31 700 XII, nr. 63), heb ik beklemtoond de motie De Rouwe c.s. betreffende het in ere herstellen van het verbod op het doorsnijden van een rouwstoet, uit te zullen voeren. Ik heb daarbij aangegeven dat ook ik van mening ben dat het geven van ruimte aan een rouwstoet qua belang veel verder gaat dan het domein van verkeer alleen. Het zegt veel over de mate van respect in de samenleving in den brede. Hierbij heb ik wel steeds aangegeven dat zorgvuldigheid van groot belang is in verband met verkeersveiligheid, aansprakelijkheid en handhaving.

Met deze brief wil ik u nader informeren over de wijze waarop de invoering van het verbod om een rouwstoet te doorsnijden plaatsvindt.

In de afgelopen periode is op constructieve wijze overleg gevoerd met de uitvaartbranche (Vereniging Ondernemingen in de Uitvaartverzorging en Nederlandse Unie van Erkende Uitvaartondernemingen) over de herinvoering van bovenbedoeld verbod. Met de uitvaartbranche is een aantal goede afspraken gemaakt. Volledige overeenstemming bestaat over de uitgangspunten, zoals:

• Een goede herkenbaarheid van de rouwstoet is cruciaal voor het invoeren van het verbod. Ook de uitvaartbranche acht dit de allerbelangrijkste voorwaarde om het verbod veilig te kunnen herintroduceren. Door veranderingen in het uitvaartwezen, bijvoorbeeld het sterk verminderde gebruik van zwarte volgauto’s, moet een alternatief worden bedacht. De onvoldoende herkenbaarheid van de rouwstoet was destijds de reden om het verbod in het RVV 1990 te schrappen.

• Aan het herkenningsteken, dat door alle voertuigen van de rouwstoet gevoerd dient te worden, dient een aantal uniforme eisen te worden gesteld, zoals:

– bepaalde afmetingen,

– bevestings- en andere technische aspecten,

– voor andere verkeersdeelnemers duidelijk en makkelijk herkenbaar,

– van alle kanten goed zichtbaar, ook bij minder goed weer,

– mag het zicht vanuit de auto niet belemmeren.

• Om misbruik te voorkomen dient het begrip «rouwstoet» helder gedefinieerd en in de regelgeving vastgelegd te worden.

• Vanuit de brancheorganisaties zelf is aangegeven dat het te risicovol is om de volgauto’s van een rouwstoet toe te staan door rood licht te rijden, ook als het eerste voertuig door groen is gereden. Bovendien zal het door rood rijden van volgauto’s problemen geven bij verkeerslichten met roodlichtcamera’s. De bestuurders van deze volgauto’s zullen immers een bekeuring thuisgestuurd krijgen, terwijl zij – indien de desbetreffende regel veranderd zou worden – geen overtreding hebben begaan. Ik zal met de brancheorganisaties bezien hoe mijn ministerie kan bijdragen aan de verdere verhoging van de awareness van de chauffeurs van de begrafenisondernemers. Dit teneinde, door anticiperend rijgedrag bij nadering van stoplichten, dit probleem in de praktijk zoveel als mogelijk te voorkomen.

De uitvaartbranche is blijvend betrokken bij de voorbereidingen, onder meer bij de productie van het herkenningsteken en de communicatie over de herinvoering van het verbod. Aldus vindt de implementatie door de uitvaartbranche zorgvuldig plaats.

Rekening houdend met deze aanpak is de wijziging van de regelgeving ter hand genomen en zijn enkele uniforme herkenningstekens ontworpen. Deze herkenningstekens worden thans getest. Ter illustratie is één van de ontwerpen bijgevoegd1. Het is mijn intentie dat de regelgeving in het voorjaar van 2010 gereed is.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven