31 700 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009

nr. 64
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2008

Bij deze informeer ik u graag mede namens de minister van Verkeer en Waterstaat, de minister van Economische Zaken en de minister van Financiën, over de benoeming van een rijksvertegenwoordiger voor het project Zuidas. De heer drs. Jan Willem Oosterwijk, voorzitter van het college van bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam is bereid deze rol te vervullen. Hij zal vanaf 1 januari 2009 binnen het Rijk en in overleg met de gemeente Amsterdam de condities uitwerken waarbinnen een levensvatbare businesscase van het project Zuidas-Dok te realiseren is. De werkzaamheden van de heer Oosterwijk moeten voor de zomer van 2009 resulteren in een levensvatbare businesscase en een robuuste samenwerkingsrelatie tussen de bij het project betrokken partijen. In deze brief ga ik in op de beleidsuitgangspunten van het Rijk, de stand van zaken van het project Zuidas en de opdracht aan de rijksvertegenwoordiger.

Beleidsdoelstellingen en uitgangspunten van het Rijk

Het Rijk en de gemeente Amsterdam hebben samen met de Stadsregio Amsterdam en de provincie Noord-Holland de ambitie om de potenties van de Zuidas als internationale toplocatie te benutten.

Het Rijk heeft twee doelstellingen met het project Zuidas. In de eerste plaats is een optimale doorstroming van de A10 Zuid, een tijdige beschikbaarheid van spoorinfrastructuur en een goed functionerend OV van cruciaal belang voor de bereikbaarheid van de Noordvleugel. In de tweede plaats draagt een duurzame ontwikkeling van de Zuidas bij aan het versterken van de concurrentiepositie van Nederland als vestigingslocatie voor internationale bedrijvigheid en hoogwaardige commerciële diensten.

Uitgangspunt is het project Zuidas-Dok te realiseren middels een publiek-private samenwerkingsvorm. Voor het Rijk geldt de bestuurlijke overeenkomst Zuidas-Dok van 31 januari 2006 als het kader waarbinnen de realisatie van het project Zuidas-Dok mogelijk wordt gemaakt. Het Rijk hanteert daarbij een taakstellend budget. De minister van V&W draagt de kosten van rijksinfrastructuur, zoals deze ook in het Dijkalternatief met het oog op de verkeersafwikkeling zouden moeten worden gemaakt en draagt geen risico voor de tunnels. Het betreft de kosten van vergroting van de capaciteit van de zware rail, aanpassing van het station Zuid-WTC en vergroting van de capaciteit van de A10.

De minister van Financiën is ingeval van een onderneming bereid risicodragend te participeren op voorwaarde dat private partijen bereid zijn een 60% meerderheidsbelang in te nemen.

Ik zelf sta garant voor een subsidie voor het onder de grond brengen van de infrastructuur wat een belangrijke voorwaarde is voor het tot stand brengen van een internationaal vestigingsklimaat.

Stand van zaken

Op 1 juli van dit jaar heb ik u schriftelijk (kenmerk 2008061042) geïnformeerd over de stand van zaken van het project Zuidas en de bestuurlijke afspraken die op 25 juni jl. met de gemeente Amsterdam gemaakt zijn. Kern van de afspraken met de gemeente Amsterdam was het creëren van helderheid over de infrastructuurscope en risicoallocatie en te bezien welke andere maatregelen en publieke besluiten nodig zijn om private partijen te committeren aan het project.

De afgelopen maanden zijn de effecten onderzocht van het verschuiven van de infrastructuuropgave van de Zuidasonderneming naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Een van de belangrijkste consequenties is dat meerkosten en risico en aansprakelijkheid voor de aanleg van infrastructuur in tunnels naar het ministerie van Verkeer en Waterstaat verschuift, zonder dat dekking en beheersing hiervan, tegen de achtergrond van het taakstellende budget, geregeld is. Zonder een duidelijke allocatie en beheersing van (de risico’s van) de infrastructuur en zolang ook de businesscase onvoldoende robuust is om dit op te vangen kan geen positief besluit worden genomen.

Vervolgproces

Tegen de hierboven geschetste achtergrond wil het Rijk een poging doen om het project levensvatbaar te maken door op drie niveaus alternatieven te beschouwen:

1. Planinhoudelijk: een inhoudelijke verbeterslag van het huidige dokmodel moet resulteren in een verbeterde businesscase en een beduidend lager risicoprofiel van het gehele project.

2. Samenwerking: cruciaal voor een succesvolle ontwikkeling van het project Zuidas-Dok en het daarin beheersen van de risico’s is de betrokkenheid van private partijen alsmede een uitgewerkte samenwerking tussen het Rijk en de gemeente Amsterdam.

3. Financiering- en organisatiemodel: Tenslotte dient uitgezocht te worden welk projectstructuur het beste aansluit bij de karakteristieken van het project.

De rijksvertegenwoordiger krijgt opdracht om uitgaande van de randvoorwaarden van het Rijk alternatieven te ontwikkelen opdat een levensvatbare businesscase kan worden bereikt. Hij treedt hiervoor in overleg met de gemeente Amsterdam en andere bij dit project betrokken partijen (waaronder marktpartijen). De rijksvertegenwoordiger werkt in opdracht van het Rijk en adviseert het Rijk over de mogelijkheden van het Zuidas-Dok. Op basis van de eindrapportage van de rijksvertegenwoordiger zal een bestuurlijk overleg plaatsvinden met de gemeente Amsterdam, de provincie Noord-Holland en de stadsregio Amsterdam. Op basis daarvan zal bezien worden op welke wijze het proces met private partijen wordt vervolgd.

Indien de business case niet alsnog levensvatbaar kan worden gemaakt uitgaande van de gestelde beleidsdoelen en uitgangspunten van het Rijk dan zal het Ministerie van Verkeer en Waterstaat haar bijdrage aan het project aanwenden om de noodzakelijke capaciteitsuitbreidingen op het huidige Dijklichaam te realiseren.

U heeft als Kamer aangegeven betrokken te willen worden bij het vervolgproces wat ik van groot belang vind. U zult als Kamer voor het zomerreces van 2009 op de hoogte worden gebracht over de uitkomsten van de werkzaamheden van de rijksvertegenwoordiger.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven