nr. 97
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2009
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, toekomen
het rapport van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties over de effecten
van het gebruik van verarmd uranium bevattende pantser en munitie1, zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 1 oktober
2008 (Kamerstuk 25 928, nr. 32).
Het rapport reflecteert de opvattingen van 15 landen, inclusief die van
de Nederlandse regering, over de effecten van het gebruik van verarmd uranium
bevattende pantser en munitie. Daarnaast zijn beschouwingen van de World Health Organisation (WHO) en het International Atomic Energy Agency (IAEA) in het rapport opgenomen.
Het IAEA is, na uitvoerig onderzoek in landen waar verarmd uranium is
terecht gekomen, van mening dat er geen aanwijzingen zijn dat er verhoogd
risico voor de bevolking bestaat en dat eventueel opgelopen stralingsdoses
niet zorgwekkend zijn. De conclusie van het IAEA is dan ook dat het radiologisch
risico niet significant is.
De WHO stelt dat voor de bevolking het civiel en militair gebruik van
verarmd uranium geen stralingsdoses laat zien dat significant boven het achtergrondniveau
is. De WHO is van mening dat vooral de chemische toxiciteit van verarmd uranium
mogelijk een risico op gezondheidsschade met zich mee brengt. De WHO beveelt
aan om gebieden waar substantiële hoeveelheden verarmd uranium terecht
zijn gekomen schoon te maken. Daarnaast beveelt de WHO vooral een goede strategie
voor risicocommunicatie aan.
Een deel van de landen die een bijdrage hebben geleverd aan dit rapport
is van mening dat het gebruik van verarmd uranium in pantser en munitie zou
moeten worden verboden. De wetenschappelijke gronden hiervoor worden echter
onvoldoende duidelijk gemaakt.
De meeste landen die gereageerd hebben, stellen dan ook dat meer onderzoek
moet worden verricht naar de mogelijke schadelijke effecten van het gebruik
van verarmd uranium. Ook de Nederlandse regering blijft voorstander van onderzoek
naar de gevolgen van het gebruik van verarmd uranium in wapensystemen. De
Nederlandse inzet is steeds geweest dat de bespreking van de eventuele gevolgen
van het gebruik van verarmd uranium in het kader van de VN op feiten gebaseerd
moet worden. De Nederlandse regering hecht er daarom aan dat verwijzingen
naar dergelijk onderzoek neutraal in de resolutie over het gebruik van verarmd
uranium in munitie worden verwoord, zolang er geen causaal verband is vastgesteld
tussen de blootstelling aan verarmd uranium en eventuele gezondheidsklachten.
Omdat de tekst van de VN-resolutie tijdens de laatste zitting van de algemene
vergadering van de VN nieuwe verwijzingen naar dit rapport van de Secretaris-generaal
bevat, heeft Nederland voor de resolutie gestemd.
De staatssecretaris van Defensie,
J. G. de Vries