De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat een algemeen verbod zoals voorzien in het initiatiefvoorstel-Thieme (inclusief het stelsel van ontheffing)
een niet noodzakelijke en ongerechtvaardigde beperking zou vormen van de vrijheid van godsdienst en godsdienstbeleving en
andere grondrechten, alsmede uitvoering- en handhavingproblemen zou opleveren;
van mening, dat het dierenwelzijn in het gehele traject van de reguliere industriële slacht en de onbedwelmde rituele slacht
in de Nederlandse slachthuizen verbeterd moet worden;
spreekt uit dat een beleid gericht op verbetering van het dierenwelzijn verenigbaar is met het recht om de slacht volgens
de islamitische of de israëlitische ritus uit te voeren;
verzoekt de regering om in overleg met experts en betrokken organisaties, waaronder het CMO en het NIK, te werken aan verbetering
van het dierenwelzijn tijdens het gehele traject van de (onbedwelmde) rituele slacht;
verzoekt de regering voor zowel de reguliere industriële slacht als de (onbedwelmde) rituele slacht kwaliteitseisen te ontwikkelen
voor onder meer de opleiding van vervoerders en slachters, voor de organisatie van slachthuizen, alsmede voor een goede behandeling
van dieren voor en tijdens de slacht gebaseerd op «best practices» gericht op verbetering van dierenwelzijn;
verzoekt de regering tevens om voldoende capaciteit vrij te maken ten behoeve van het toezicht op de naleving van deze kwaliteitscriteria
alsmede de handhaving daarvan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Schrijver
Schaap
Terpstra
Backer
Ester
Holdijk