De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat een grondwet wordt geacht de fundamentele normen en beginselen te
bevatten die als grondslag dienen voor de inrichting van de rechts- en gezagsverhoudingen
in de staat;
overwegende, met de regering, dat de Grondwet het fundament vormt van de democratische
rechtsstaat, alsmede voor de grondslagen en verworvenheden daarvan;
overwegende, met de regering, dat de democratische rechtsstaat het kader biedt voor
wetgeving, beleid en individueel rechtsherstel;
overwegende, met de regering, dat de Grondwet, als primair juridisch-staatkundig basisdocument
van het staatsbestel, de essentialia daarvan dient uit te drukken;
overwegende, dat één van de voorstellen van de Staatscommissie Grondwet zich richt
op het opnemen van een zogeheten algemene bepaling, waarin een aantal fundamentele
beginselen van rechtsstaat en democratie meer expliciet tot uitdrukking worden gebracht;
van mening, dat het op grond van vorenstaande overwegingen van belang is nader te
bezien in hoeverre en op welke wijze in de Grondwet het uitgangspunt dat Nederland
een democratische rechtsstaat is, c.q. behoort te zijn, kan worden vastgelegd;
verzoekt de regering, met inachtneming van het advies van de Staatscommissie en van
de kabinetsreactie, vóór 1 oktober 2012 een voorstel te (doen) ontwikkelen voor de
formulering van een algemene bepaling in de Grondwet, waarin wordt uitgedrukt dat
Nederland een democratische rechtsstaat is, zo mogelijk uitgewerkt dan wel aangevuld
met nadere voorschriften;
en gaat over tot de orde van de dag.
Engels
Koole
Vliegenthart
Thom de Graaf
De Boer
Kuiper
Sörensen