31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 209 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 januari 2019

Hierbij informeer ik u over de voortgang van de implementatie van het jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Ik doe hiermee de toezegging gestand die de Minister van Justitie en Veiligheid heeft gedaan tijdens het Algemeen Overleg Justitieketen BES op 31 januari 2018 (Kamerstuk 31 568, nr. 197).

Er is op dit moment geen apart jeugdstrafrecht in Caribisch Nederland. Sinds 2010 werken de diensten in de justitieketen op basis van een convenant samen bij het afdoen van jeugdstrafzaken. Hierdoor is het al mogelijk dat bij minderjarige verdachten jeugdreclassering of een taakstraf wordt ingezet. Ook kunnen zaken verwezen worden voor een buitengerechtelijke afdoening. De beslissingen worden genomen tijdens het Justitieel Casus Overleg dat op elk eiland plaatsvindt.

Het huidige instrumentarium schiet echter tekort om het verschil te kunnen maken en te voorkomen dat jongeren verder afglijden. Op basis van de huidige wetgeving kunnen minderjarigen enkel met een berisping of geldboete worden bestraft. Er ontbreekt een pedagogisch verantwoorde stok achter de deur.

Samen met de diensten in de justitieketen en de zorgpartners in Caribisch Nederland werkt mijn ministerie toe naar de invoering van het jeugdstrafrecht in het najaar van 2019. De bepalingen die in werking zullen treden, bieden de gewenste aanvulling. Een overzicht hiervan is bij deze brief gevoegd1.

De bepalingen maken al onderdeel uit van het Wetboek van Strafrecht BES sinds 2010. Destijds zijn zij niet ingevoerd vanwege het toen nog ontbreken van de noodzakelijke voorzieningen.

De bepalingen zijn vergelijkbaar met maar niet gelijk aan het jeugdstrafrecht zoals we dat in Europees-Nederland kennen. Volledige gelijkvormigheid is vanwege de kleinschaligheid en de beperkt beschikbare voorzieningen op de eilanden niet passend.

Het nieuwe jeugdstrafrecht geeft onder andere een wettelijke basis aan de reeds bestaande buitengerechtelijke afdoening en introduceert jeugddetentie. Ook zullen, door de mogelijkheid om bijzondere voorwaarden te verbinden aan een voorwaardelijke veroordeling, de taakstraf en de aanvaarding van hulp en begeleiding niet langer vrijblijvend zijn zoals nu het geval is.

Om adequaat uitvoering te kunnen geven aan het jeugdstrafrecht, wordt gewerkt aan de invulling van de jeugddetentie. De jeugdigen zullen geplaatst worden op een aparte afdeling binnen de recent geopende Justitiële Inrichting Caribisch Nederland. Met de Dienst Justitiële Inrichtingen bekijk ik nu wat er nodig is om dit op een correcte wijze uit te kunnen voeren. Tevens ga ik in gesprek met Mental Health Caribbean om te bezien hoe zij vanuit hun expertise kunnen bijdragen aan een pedagogische invulling van de jeugddetentie.

Vrijheidsbeneming moet bij jongeren een middel zijn dat slechts in het uiterste geval en voor de kortst mogelijke duur wordt toegepast. Daarom investeer ik ook in de verbetering en professionalisering van de nu al beschikbare interventies en in deskundigheidsbevordering van de medewerkers bij de verschillende organisaties. Zo komt er een leerstraf gericht op agressie-regulatie en zal de William Schrikker Groep een basisopleiding jeugdreclassering verzorgen.

Ik vind het daarnaast van belang dat we ook in Caribisch Nederland beter zicht gaan krijgen op de effectiviteit van interventies. Daarom grijp ik de invoering van het jeugdstrafrecht aan om een onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheden van een kwantitatieve en kwalitatieve monitor.

Om de keten te ondersteunen bij het uitwerken van nieuwe werkprocessen en samenwerkingsafspraken heb ik voor een periode van drie jaar een beleidsmedewerker implementatie jeugdstrafrecht gestationeerd bij de Voogdijraad BES.

Voorop staat dat moet worden voorkomen dat jongeren de jeugdstrafrechtketen instromen. Het is van belang dat op aanpalende beleidsterreinen continue inzet wordt gepleegd voor een positieve en veilige ontwikkeling van jongeren in Caribisch Nederland. Vandaar dat ik mijn bijdrage zal blijven leveren aan de interdepartementale aanpak op het thema jeugd onder coördinatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Onderdeel van die aanpak is naast de strafrechtelijke aanpak van minderjarigen bijvoorbeeld de verbetering van de naschoolse opvang. De invoering van het jeugdstrafrecht is dan ook geen doel op zich, maar zal ertoe leiden dat bij strafbaar gedrag passend kan worden gereageerd gericht op het voorkomen van recidive. Hiermee wordt bijgedragen aan de ontwikkeling van de jongere en aan een veilige samenleving.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven