nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel V komt te luiden:
ARTIKEL V
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 67, eerste lid, onderdeel b, wordt «138a» vervangen
door: 138ab.
B
Na artikel 551 wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:
Artikel 551a
In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen
138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht kan iedere opsporingsambtenaar
de desbetreffende plaats betreden ten einde alle personen die daar wederrechtelijk
vertoeven, te verwijderen of te doen verwijderen.
Toelichting
Deze nota van wijziging heeft tot doel zeker te stellen dat woningen en
gebouwen die zijn gekraakt op strafvorderlijke titel kunnen worden ontruimd.
Deze bevoegdheid is thans niet uitdrukkelijk in de wet geregeld. Met deze
nota van wijziging wordt daarin voorzien. De reden is dat verschillende gerechtshoven
recentelijk verschillend oordeelden over de vraag of de wet thans voldoende
basis biedt om het grondwettelijk en verdragsrechtelijk gewaarborgde huisrecht –
dat ook toekomt aan personen die een niet in gebruik zijnde woning of gebouw
hebben gekraakt – op strafvorderlijke titel te beperken. Zo beantwoordt
het Gerechtshof Amsterdam deze vraag bevestigend (arrest van 31 maart
2009, LJN BH9173) en het Gerechtshof Leeuwarden ontkennend (arrest van 25 november
2008, LJN BG5205). Tegen het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden is cassatieberoep
ingesteld. De Hoge Raad heeft nog geen arrest gewezen. De voorgestelde bevoegdheid
heeft tot doel zeker te stellen dat de jarenlange praktijk van ontruimingen
op strafvorderlijke titel onverkort kan worden gecontinueerd. Het betreft
daarmee een technische wijziging waarmee staand beleid wordt voortgezet. Indien
het pand met inzet van de bij deze nota van wijziging voorziene bevoegdheid
is ontruimd, is daarmee het feitelijk gebruik van de woning beëindigd,
en daarmee ook het huisrecht van de krakers.
Artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv)
bevat de bevoegdheid voor de opsporingsambtenaar om ter aanhouding van een
verdachte elke plaats te betreden. De krakers worden, nadat de woning of het
gebouw is betreden, aangehouden ten einde hen naar een plaats van verhoor
te geleiden en waar nodig hun identiteit vast te stellen. Een gevolg van de
toepassing van deze aanhoudingsbevoegdheid is dat de krakers uit het pand
worden verwijderd, en dat het pand aldus feitelijk ontruimd raakt. Het voorgestelde
artikel 551a Sv is naar artikel 55, tweede lid, Sv gemodelleerd en expliciteert
dat opsporingsambtenaren die op strafvorderlijke titel optreden ook daadwerkelijk
de bevoegdheid hebben om te komen tot een feitelijke verwijdering van de krakers
uit het pand. De reden om deze bevoegdheid in de Achtste Titel van het Vierde
Boek van het Wetboek van Strafvordering op te nemen, is dat deze titel bevoegdheden
betreft die alleen van betekenis zijn voor een aantal specifieke strafbare
feiten.
Indien de te ontruimen plaats een woning is, gelden voor de uitoefening
van de voorgestelde bevoegdheid de algemene voorschriften uit de Algemene
wet op het binnentreden. Opsporingsambtenaren behoeven op grond van die wet
een voorafgaande schriftelijk machtiging van de officier van justitie of de
hulpofficier om een woning zonder toestemming van de bewoner te betreden.
Dit hoeft dus niet nader in het Wetboek van Strafvordering zelf te worden
geregeld.
De eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, die bij de uitoefening
van elke strafvorderlijke bevoegdheid in acht behoren te worden genomen, brengen
mee dat de krakers in de regel eerst in de gelegenheid worden gesteld vrijwillig
het pand te verlaten.
Ten Hoopen
Slob
Van der Burg