nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de uitzondering
op het verbod van mededingingsafspraken te versoepelen en daartoe de Mededingingswet
te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Artikel 7, tweede lid, van de Mededingingswet komt te luiden:
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, geldt artikel 6,
eerste lid, voorts niet voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde
feitelijke gedragingen als bedoeld in dat artikel voor zover daarbij ondernemingen
of ondernemersverenigingen betrokken zijn die daadwerkelijke of potentiële
concurrenten zijn op een of meer van de relevante markten, indien het gezamenlijke
marktaandeel van de bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde
feitelijke gedraging betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen op
geen van de relevante markten waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling
afgestemde feitelijke gedraging van invloed is, groter is dan 10%.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De minister van Economische Zaken,