Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2015
Middels deze brief wil ik uw Kamer informeren over het feit dat ik op 1 oktober 2015
een convenant met ROC-instellingen Albeda en Zadkine, de gemeente Rotterdam en het
regionaal bedrijfsleven heb gesloten. Hiermee is het startschot gegeven om te komen
tot het Techniekcollege Rotterdam, dat per 1 augustus 2016 zijn deuren zal openen.
Ik ben zeer verheugd over deze ontwikkeling en beschouw het convenant dan ook als
een grote stap voorwaarts voor beide instellingen en hun studenten en docenten, het
bedrijfsleven, de gemeente Rotterdam en andere belanghebbenden in de regio Rotterdam-Rijnmond.
Via het convenant committeren de betrokken partijen zich aan een proces dat zal leiden
tot toekomstbestendig en herkenbaar techniekonderwijs in de regio, waarbij oog is
voor de menselijke maat. Dit is in het belang van de student, die recht heeft op goed
onderwijs waarbinnen de menselijke maat voorop staat. Maar is ook belangrijk met het
oog op het versterken van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, aangezien
het bedrijfsleven en de technische sector voortaan één aanspreekpunt hebben voor het
onderwijs: het Techniekcollege Rotterdam. Ik ben daarbij verheugd dat dit plan op
breed draagvlak binnen de instellingen kan rekenen en op steun van betrokken in de
regio.
Eerder heb ik uw Kamer op de hoogte gebracht van de ontwikkelingen in Rotterdam1. Naar aanleiding van de ontstane situatie heb ik gedurende de zomer het gesprek tussen
de instellingen ondersteund en actief met hen meegedacht over het vormgeven van de
gewenste samenwerking. Het doel van mijzelf als ook van de instellingen en gemeente
was om de ontstane energie te behouden. Zodat er nu werk gemaakt kon worden van een
structurele oplossing die er voor zorgt dat het techniekonderwijs in Rotterdam toekomstbestendig
is. Dit heeft geresulteerd in de vormgeving van een samenwerkingscollege, waarin de
Rotterdamse ROC’s al hun techniekonderwijs onderbrengen. Dit was een van de varianten
die ik uw Kamer eerder ook heb geschetst.
Om de vormgeving van het samenwerkingscollege mogelijk te maken heb ik met de instellingen,
DUO en de Inspectie van het Onderwijs afspraken gemaakt over uitdagingen van praktische
aard (de registratie van leerlingen en het toezicht van de inspectie op het Techniekcollege).
Ik heb hier een grote mate van bereidwilligheid ervaren en een wens van alle partijen
om er gezamenlijk uit te komen. Wat betreft het toezicht heeft de Inspectie van het
Onderwijs toegezegd om maatwerk te bieden, er zal op het niveau van het college toezicht
worden gehouden. Een laatste punt van nadrukkelijke aandacht en zorg is de btw-afdracht
bij samenwerking tussen onderwijsinstellingen. Met belastingdienst Rotterdam voeren
beide instellingen op dit moment het gesprek over dit onderwerp. Ik ben zeer geïnteresseerd
in de uitkomst van deze gesprekken. Ik acht het wenselijk dat de partijen komen tot
een model waarbinnen er oplossingen gevonden voor de btw-problematiek. Zodat samenwerking
tussen onderwijsinstellingen niet langer geremd wordt. Wat betreft de exacte vorm
van het Techniekcollege Rotterdam, de rechtsvorm die gekozen wordt en de wijze waarop
het samenwerkingscollege aangestuurd zal worden vanuit de ROC’s, zal de komende tijd
meer duidelijkheid komen. Uw Kamer zal ik, indien daar aanleiding toe is, ook op de
hoogte stellen van de verdere ontwikkelingen in Rotterdam.
Het vormen van een samenwerkingscollege sluit aan op de ambitie die ik eerder in de
brief Ruim baan van vakmanschap heb geschetst om een beweging in het stelsel van concurreren
naar samenwerken te realiseren. Zoals voor de zomer toegezegd informeer ik uw Kamer
later dit jaar nader over de uitwerking van het samenwerkingscollege in de brief over
de gemeenschap van mbo-colleges.
Nogmaals wil ik benadrukken dat ik het Techniekcollege Rotterdam zie als een goed
voorbeeld. Voor mij is deze samenwerking een volgende stap naar een toekomst waarin
ik instellingen in staat stel om in gezamenlijkheid kwalitatief goed, kleinschalig
en herkenbaar beroepsonderwijs aan te bieden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker