Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2015
In het VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi op 4 december 2014 (Handelingen II
2014/15, nr. 23, VAO Openbaar vervoer, ov-chipkaart en taxi) heb ik toegezegd uw Kamer
te informeren over de rechterlijke uitspraak inzake Uber.
Die toezegging doe ik hierbij gestand.
De Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT) heeft Uber op 11 november 2014 een
last onder dwangsom (LOD) opgelegd wegens overtreding van de WP2000. Naar aanleiding
hiervan heeft Uber:
-
1. de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) verzocht
om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van het CBB heeft maandag 8 december
2014 uitspraak gedaan.
-
2. bezwaar aangetekend bij de ILT tegen de LOD.
Uitspraak voorzieningenrechter
In zijn uitspraak vindt de voorzieningenrechter dat ILT terecht en op goede gronden
heeft geoordeeld dat Uber de Wet personenvervoer 2000 heeft overtreden. De rechter
oordeelt verder dat er geen reden is de aan Uber opgelegde LOD te schorsen. Dat betekent
dat Uber bij elke nieuwe door de ILT geconstateerde overtreding een dwangsom verbeurt
van € 10.000,–, tot een maximum van € 100.000,–.
Overwegingen van de rechter zijn onder andere:
-
• De rechter vindt dat Uber zich ten onrechte op het standpunt stelt dat UberPOP een
vorm van meerijden of carpooling is en daarom niet onder de werking van de Taxiwet
valt. De rechter oordeelt dat wel degelijk sprake is van taxivervoer: de betrokken
chauffeurs hebben voor hen onbekende personen vervoerd, tegen een door Uber vastgesteld
tarief. Er is sprake van een economische activiteit, het personenvervoer heeft plaatsgevonden
in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
-
• De rechter onderschrijft het standpunt van ILT dat Uber als bedrijf medepleger is
van de overtredingen door UberPOP-chauffeurs, omdat sprake is van bewuste en nauwe
samenwerking bij het aanbieden en verrichten van taxivervoer. Uber speelt daarin een
belangrijke rol. Zo selecteert Uber de chauffeurs en zorgt voor toegang tot de app,
voor zowel chauffeurs als passagiers. Bovendien wordt voor ritten een tarief gevraagd
dat via een door Uber ingeschakelde betalingsdienst moet worden voldaan. Uber ontvangt
hiervan twintig procent.
-
• De voorzieningenrechter stelt dat UberPOP chauffeurs niet beschikken over de wettelijk
verplichte taxivergunning en ook niet voldoen aan diverse wettelijke eisen die gelden
voor chauffeurs met een taxivergunning
Bezwaar Uber tegen LOD
Het bezwaar van Uber tegen de door ILT opgelegde LOD is in behandeling bij ILT. Mogelijk
is de beslissing die naar aanleiding van het bezwaar wordt genomen door ILT voor Uber
aanleiding daartegen beroep aan te tekenen bij het CBB.
Tot slot
De uitspraak van de voorzieningenrechter en het handhavend optreden door ILT betekenen
niet dat ik alle initiatieven van Uber afwijs. Het is goed dat er innovatieve ontwikkelingen
zijn die aansluiten bij de vraag in de markt, mits de kwaliteit en veiligheid voldoende
zijn geborgd. Met UberPop heeft Uber echter een initiatief gelanceerd dat niet past
binnen de huidige regelgeving.
In de komende maanden wordt de Taxiwet geëvalueerd, daarin komen vanzelfsprekend ook
deze actuele ontwikkelingen aan de orde. In de evaluatie brengen we in kaart of er
regels zijn die belemmerend werken voor de ontwikkeling van innovaties in de markt
die wenselijk zouden kunnen zijn voor de consument.
Ik blijf dan ook in gesprek met Uber om elk initiatief op zijn merites te beoordelen.
Mijn beleidsstandpunt over de tussentijdse evaluatie kunt u aan het einde van het
eerste kwartaal van 2015 verwachten.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld