Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2019
Tijdens het AO Functioneren Rijksdienst op 3 juli 2019 (Kamerstuk 31 490, nr. 257) heb ik toegezegd uw Kamer nader te informeren over de vraag in hoeverre sprake is
van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen binnen de rijksoverheid. In deze
brief informeer ik u over de ontwikkelingen en het beleid ten aanzien van gelijke
beloning voor mannen en vrouwen bij het Rijk.
Ontwikkelingen ten aanzien van beloningsverschillen
Uit recent onderzoek van het CBS1 blijkt dat het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen in 2016 5% bedroeg bij
de overheid2 en 7% in het bedrijfsleven. Voor het vaststellen van het beloningsverschil is gekeken
naar het gemiddelde uurloon voor mannen ten opzichte van het gemiddelde uurloon voor
vrouwen. Er is gecorrigeerd voor verscheidene kenmerken van de werknemer, de werkgever
en de baan. Hierbij kunt u denken aan de invloed van opleidingsniveau, deeltijdwerken
en werkervaring.
Om een beeld te krijgen van beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen bij het
Rijk is bij het CBS uitgesplitste informatie uit genoemd onderzoek opgevraagd. Hieruit
blijkt een beloningsverschil van 3% bij het Rijk. Op basis van de CBS-gegevens wordt
dus gesignaleerd dat er bij de rijksoverheid beloningsverschillen bestaan, maar dat
deze lager uitvallen dan bij de overheid als totaal en in het bedrijfsleven.
Het CBS geeft daarnaast aan dat met dit percentage nog niet kan worden aangetoond
dat er sprake is van loondiscriminatie, omdat hier andere factoren een rol bij kunnen
spelen, die niet in de data zijn opgenomen. Dan gaat het onder andere om aanvullende
korte opleidingen of cursussen, incidentele beloningen of secundaire arbeidsvoorwaarden.
Deze factoren kunnen in beide richtingen werken. Ook is de omvang van de steekproef
kleiner geworden omdat een uitsplitsing van de cijfers naar de rijksoverheid is gemaakt.
Kortom, de cijfers die beschikbaar zijn voor het Rijk geven een indicatie van de omvang
van het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, maar het percentage kan in werkelijkheid
anders zijn.
Beleid ter bevordering van inkomensgelijkheid
Vanuit mijn rol als werkgever Rijk hecht ik grote waarde aan gelijkwaardigheid van
mannen en vrouwen. Ik vind het van groot belang dat mannen en vrouwen gelijk loon
krijgen voor gelijk werk. Binnen het Rijk worden diverse instrumenten ingezet om gelijke
behandeling, waaronder gelijk loon, onder medewerkers te bevorderen. Te denken valt
aan onder andere:
-
• Het Functiegebouw Rijk (FGR)
Het FGR is het kader voor alle functies bij het Rijk. Het FGR is vormgegeven met behulp
van het functiewaarderingsysteem (FUWASYS) dat werkt met vastgelegde normen om de
zwaarte en inschaling van een functie te bepalen. Iedere functie wordt door een FUWASYS-expert
beschreven en gewaardeerd. In de functiebeschrijving zijn de resultaatgebieden opgenomen,
waaruit blijkt welke kennis, gedrag, vaardigheden en ervaring nodig zijn voor de functie.
De functiebeschrijving geeft inzicht aan alle (toekomstige) medewerkers welke waardering
aan hun functie is toegekend. Het vormt ook de basis voor de vacatureteksten. Met
behulp van FUWASYS is beloning dus direct verbonden aan functie-inhoud en objectief
genormeerd.
-
• Het Strategisch Personeelsbeleid Rijk 2025
Hierin is de ambitie verankerd om continu te werken aan een organisatiecultuur waarin
discriminatie niet wordt getolereerd. Ook is het prioriteit om werving en selectie
verder te professionaliseren en inclusiever te maken. Hieronder valt ook de toezegging
die ik eerder deed dat in sollicitatiecommissies voor de salarisschalen 14 en hoger
altijd een vrouw deelneemt.
Ik vind het belangrijk dat het Rijk een aantrekkelijke werkgever is en blijft voor
zowel vrouwen als mannen. Op basis van de beschikbare informatie is er nog geen volledig
beeld van de omvang van beloningsverschillen. Om de mate van beloningsverschillen
en oorzaken daarvan beter in beeld te krijgen wil ik een verdiepend onderzoek laten
uitvoeren bij enkele organisatieonderdelen van het Rijk. Op basis van inzichten die
hieruit voortvloeien kunnen instrumenten gerichter worden ingezet om het uitgangspunt
van gelijk loon voor gelijk werk binnen het Rijk te borgen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren