Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2017
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu van
21 september 2017 is gesproken over de berichten dat Rijkswaterstaat mogelijk fouten
zou hebben gemaakt bij aanbesteding van kantoormeubilair (o.a. NOS.nl d.d. 26 juli
20171). De commissie heeft mij verzocht om een reactie op deze berichtgeving, nadat de
rechter uitspraak heeft gedaan in de rechtszaak dienaangaande. Op 26 oktober 2017
is uitspraak gedaan. Mijn reactie hierop is als volgt:
Bij aanbestedingen door het Rijk hebben we ambities die zijn uitgewerkt in ons beleid
voor maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI). Dit geldt ook voor het hout dat deel
uitmaakt van het kantoormeubilair. Het kabinet maakt zich hard voor het behoud en
duurzaam gebruik van bestaande bossen en het tegengaan van ontbossing. Hiervoor wenden
wij verschillende instrumenten aan, waaronder het duurzaam inkoopbeleid voor hout
van de rijksoverheid. Keurmerken spelen daarbij een onverminderd belangrijke rol.
Het MVI-beleid is erop gericht om de aanzienlijke inkoopkracht van overheden slim
in te zetten om belangrijke maatschappelijke transities te versnellen. Daarbij gaat
het onder meer om de transitie naar een klimaatneutrale, circulaire economie en een
eerlijke internationale markt met aandacht voor mensenrechten, goede arbeidsomstandigheden
en een leefbaar loon.
Voor deze inkoop heeft Rijkswaterstaat een Europese openbare aanbesteding gehouden
voor een groot aantal deelnemers. Het gaat daarbij zowel om het onderhouden, repareren
en refurbishen van bestaand kantoormeubilair, als om het leveren en onderhouden van
nieuw circulair kantoormeubilair. De opdracht is naar het aantal deelnemers verdeeld
in vier percelen. In juli 2017 zijn de vier percelen voorlopig aan twee partijen (2
x 2 percelen) gegund.
Eén van de aanbieders is in alle percelen als derde in de rangorde geëindigd. Deze
aanbieder is tegen de voorlopige gunningsbeslissing opgekomen en heeft Rijkswaterstaat
gedagvaard. Deze aanbieder heeft daarbij de vraag opgeroepen op welke wijze de inschrijvingen
van de twee voorlopig gegunde partijen zijn getoetst aan de gestelde eisen ten aanzien
van duurzaam hout. Aangezien die twee voorlopig gegunde partijen niet zouden beschikken
over een FSC of PEFC certificaat, zou het volgens de bezwaar aantekenende aanbieder,
zéér moeilijk zijn om aan te tonen dat aan deze eisen wordt voldaan.
Op basis van de inschrijvingen van de twee voorlopig gegunde partijen, bestond er
voor Rijkswaterstaat geen enkele reden om aan te nemen dat zij tijdens de uitvoering
van het contract niet aan de eisen t.a.v. duurzaam hout zullen voldoen.
De bezwaar aantekenende aanbieder heeft in het kort geding bepleit dat het voldoen
aan de criteria t.a.v. duurzaam hout een inschrijvingsvereiste is. Dat betekent dat
inschrijvers al bij inschrijving moeten voldoen aan de criteria t.a.v. duurzaam hout.
Rijkswaterstaat is juist van mening dat dit een uitvoeringseis betreft, die pas te
toetsen is bij levering van kantoormeubilair. De voorzieningenrechter in Den Haag
heeft geoordeeld dat Rijkswaterstaat gelijk heeft en dat de criteria t.a.v. duurzaam
hout inderdaad moeten worden aangemerkt als uitvoeringseis.
De twee voorlopig gegunde partijen hebben aangegeven dat zij voor de uitvoering van
deze opdracht gebruik zullen maken van leveranciers die beschikken over de juiste
certificaten. Inmiddels zijn zij zelf ook (FSC of PEFC-) gecertificeerd. Dit betekent
dat deze leveranciers hout zullen leveren dat voldoet aan de 9 vastgestelde minimumeisen
van de TPAS.
Uit deze uitspraak blijkt dat in de procedure geen aanbestedingsrechtelijke fouten
zijn gemaakt door Rijkswaterstaat. Met dit vonnis is een einde gekomen aan de opschortende
termijn en is Rijkswaterstaat overgegaan tot definitieve gunning van het contract
circulaire kantoorinrichting voor een contractperiode van maximaal 10 jaar. Het op
basis van het contract te leveren kantoormeubilair zal voldoen aan de criteria die
TPAS stelt ten aanzien van duurzaam hout.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga