Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juni 2015
Uw Kamer heeft mij verzocht een reactie te geven op het rapport van het European Court
of Auditors: «Inland Waterway Transport in Europe: no significant improvements in
modal share and navigability conditions since 2001» (april 2015).
Ik heb kennis genomen van het rapport en onderschrijf in grote lijnen de conclusies
van het Court dat investeringen in Europese binnenvaart projecten beter geprioriteerd
en gecoördineerd moeten worden om het vervoersaandeel van de binnenvaart te verbeteren.
De aanbevelingen van het Court op welke wijze hier verder invulling aan kan worden
gegeven kan ik eveneens steunen.
Wel wil ik graag nog enige opmerkingen maken over de opzet van het onderzoek en de
situatie m.b.t. de vaarweginfrastructuur in Nederland.
Het Court stelt terecht dat in de betreffende onderzoeksperiode (2001–2012) nog te
veel naar afzonderlijke projecten is gekeken, zonder een expliciete, samenhangende
analyse op basis van de grote Europese corridors. Ook is de implementatie van het
bestaande TEN-T beleid (zowel op EU als op nationaal niveau) nog niet consistent genoeg
geweest.
Kanttekening is wel dat bij de bevindingen geen rekening is gehouden met de economische
crisis die in de onderzoeksperiode op kwam, en ook in de binnenvaart zorgde voor een
sterk verminderde bedrijvigheid en invloed op de goederenstromen.
Het Court heeft een audit van projecten ter plaatse verricht in een geselecteerd aantal
lidstaten: Hongarije, Tsjechië, Duitsland en België. Deze uitkomsten kunnen echter
verschillen van de investeringen en ontwikkelingen in vaarweginfrastructuur in andere
lidstaten.
In Nederland bestaat een wat andere situatie dan in het rapport aangegeven: de analyse
en besluitvorming over investeringen in binnenvaartinfrastructuur zijn in Nederland
zorgvuldig en goed onderbouwd. Bij alle analyses van knelpunten en mogelijke oplossingen
wordt gebruikt gemaakt van kosten-batenanalyses (MKBA’s), zodat een onderbouwde afweging
wordt gemaakt in relatie tot het hele vaarwegtraject. Daarnaast wordt in Nederland
ook gewerkt aan bottlenecks in bijvoorbeeld binnenhavens (Quick Win regeling), zodat
ook de ontsluiting van waterwegen en watergebonden infrastructuur verbeterd wordt.
Ook wordt het bedrijfsleven geregeld gevraagd om commitment af te geven voor een (extra)
verschuiving van weg- naar binnenvaartvervoer, zodra de infrastructuur in de binnenvaart
ook daadwerkelijk is verbeterd.
Als men kijkt naar concrete projecten in Nederland, springt het Maasroute project
in het oog, dat als project (ook door de EC) vaak als voorbeeld van een (zeer) goed
en succesvol project wordt aangehaald. De als positief beoordeelde sluis van Ternaaien
vormt hierbij de Zuidelijke tak en sluit Limburg aan op Wallonië en Antwerpen. Vele
Nederlandse MIRT projecten passen zeer goed in het TEN-T beleid en leveren een bijdrage
aan het verbeteren van de CEF corridors.
Het nieuwe Connecting Europe Facility (CEF) beleid met TEN-T corridors vormt een goed
kader voor investeringen in binnenvaartinfrastructuur en ik ondersteun dit ook. Op
basis hiervan zijn in februari 2015 door Nederland CEF subsidieaanvragen gedaan voor
diverse (grote) binnenvaartprojecten, zowel voor infrastructuur als voor innovatie
en vergroening van brandstoffen (o.a. LNG). Nederland zal dus de TEN-T aanpak blijven
steunen en bij implementatie daarvan kijken naar de (internationale) effecten van
investeringen in vaarweginfrastructuur en innovatie. Dit gebeurt in overleg met de
EU en met betrokken lidstaten.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus