31 322
Kinderopvang

nr. 68
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2009

Bijgaand stuur ik u het rapport Pedagogische kwaliteit van buitenschoolse opvang: de ontwikkeling van een meetinstrument.1 Dit rapport is opgesteld door het SCO-Kohnstamm Instituut in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Aanleiding voor dit rapport is de motie Koşer Kaya van 19 oktober 2006 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 676 nr. 20).

In aansluiting op deze motie zijn twee (voor)onderzoeken uitgevoerd.

In het eerste onderzoek heeft een brede inventarisatie plaatsgevonden onder diverse groepen betrokkenen bij de buitenschoolse opvang, met als doel vast te stellen wat nu de pedagogische kwaliteiten zijn die deskundigen, pedagogisch medewerkers, aanbieders, ouders, kinderen van belang vinden voor goede buitenschoolse opvang. Het resultaat (Chillen, Skaten, Gamen; opvattingen over kwalitatief goede buitenschoolse opvang in Nederland) heb ik u op 30 januari 2008 aangeboden (Kamerstukken II, 31 322, nr. 3).

Vervolgens is er een meetinstrument ontwikkeld waarmee de pedagogische kwaliteit van buitenschoolse opvang in beeld kan worden gebracht. In dat meetinstrument staat het theoretisch model dat ten grondslag ligt aan de Wet kinderopvang centraal2, in combinatie met de criteria zoals ze uit het inventarisatieonderzoek naar voren kwamen.

Met dit instrument is het nu mogelijk een landelijk peilingonderzoek uit te voeren dat de pedagogische kwaliteit van de buitenschoolse opvang in Nederland in kaart brengt. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt uw Kamer als vanzelfsprekend geïnformeerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Vertaald naar de buitenschoolse opvang gaat het dan om vier pedagogische basisdoelen:

1. Het bieden van emotionele en fysieke veiligheid aan alle kinderen.

2. Het bevorderen van persoonlijke competentie van de kinderen.

3. Het bevorderen van sociale competentie.

4. Socialisatie en de overdracht van normen en waarden.

Naar boven