31 322 Kinderopvang

Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2018

Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de eerste Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK)1. De LKK laat zien wat de kwaliteit is van de kinderdagopvang, de peuteropvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang in Nederland. Het is voor het eerst dat de kwaliteit van gastouderopvang op deze wijze integraal in beeld wordt gebracht. De LKK is de opvolger van de (vierjaarlijks) kwaliteitsmetingen die in het verleden werden uitgevoerd door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) en het Kohnstamm Instituut. Omdat de LKK tot (in elk geval) 2020 jaarlijks wordt herhaald, kunnen ontwikkelingen in de kwaliteit goed gevolgd worden. De LKK vormt daarmee een belangrijke bron van kennis en input voor het beleid rond kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang.

Uit het rapport blijkt dat de eerste meting van de LKK in 2017 een overwegend positief beeld laat zien van de kinderopvang in Nederland. Ook in vergelijking met Duitsland, Vlaanderen en Denemarken scoort Nederland goed. Hoewel de resultaten van deze eerste meting vanwege de beperkte omvang van de steekproef nog voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd, stemt deze uitkomst mij positief. De eerste resultaten geven richting en kleur aan de vraag waar de kwaliteit op orde is en op welke onderdelen verbeteringen mogelijk zijn.

In deze brief ga ik achtereenvolgens in op de inhoud van de LKK (wat is de LKK en wat wordt er gemeten?) en de resultaten van deze eerste meting. Tot slot ga ik in op de betekenis van de resultaten en blik ik kort vooruit.

Wat is de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang?

Kinderopvang is maatschappelijk van groot belang. Het stelt ouders in staat om arbeid en zorg te combineren en draagt bij aan de ontwikkeling van kinderen. Daarnaast gaat er jaarlijks veel publiek geld in deze sector om. Genoeg redenen dus om een goed beeld te hebben van de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland, de ontwikkeling daarvan en waar ruimte is om deze kwaliteit te verbeteren.

In het verleden werd de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang in beeld gebracht door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO) en het Kohnstamm Instituut. Dit gebeurde ongeveer eens in de vier jaar, met speciaal daarvoor ontwikkelde meetinstrumenten. De laatste kwaliteitsmeting van de kinderdagopvang is gedaan in 2012, die van de buitenschoolse opvang in 2011. De kwaliteit van de gastouderopvang is niet eerder landelijk in beeld gebracht.

Met ingang van 2017 wordt de kwaliteit van de kinderopvang gemeten door een consortium van de Universiteit Utrecht en Sardes. De metingen vinden plaats onder de naam Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK). Met de komst LKK verandert er een en ander om het inzicht in de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang te vergroten:

  • In de eerste plaats wordt vanaf 2017 de kwaliteit van de kinderopvang jaarlijks in beeld gebracht. Dit geeft een actueel beeld en maakt het beter mogelijk om ontwikkelingen in de kwaliteit (vroegtijdig) te signaleren.

  • In de tweede plaats wordt de kwaliteit van alle vormen van kinderopvang in Nederland gemeten, dus zowel die van de dagopvang, de buitenschoolse opvang én die van de gastouderopvang. In 2017 is ook de kwaliteit van de peuteropvang in beeld gebracht. Zo ontstaat een compleet beeld van de kwaliteit van kinderopvang in Nederland.

  • In de derde plaats worden er in de LKK – naast de door het NCKO gebruikte instrumenten – andere instrumenten ingezet om de kwaliteit te meten. Deze nieuwe instrumenten gaan (ondermeer) in op de ontwikkeling en het welbevinden van het (individuele) kind en bieden zo nog meer inzicht in de kwaliteit. Met deze nieuwe instrumenten wordt het bovendien mogelijk om internationale vergelijkingen te maken en te zien hoe de Nederlandse kinderopvang scoort ten opzichte van andere landen.

Omdat het meten van de kwaliteit van kinderopvang een arbeidsintensieve, en daarmee kostbare aangelegenheid is, is er voor gekozen om jaarlijks een relatief kleine steekproef te hanteren. Na een aantal jaren worden de steekproeven in totaal steeds groter en ontstaat een robuust en landelijk dekkend beeld van de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Hoewel de steekproeven van de LKK 2017 representatief zijn, moeten de conclusies gezien de geringe omvang ervan met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

Voor de gastouderopvang ligt de representativiteit anders. Omdat de werving van gastouders zeer lastig bleek en relatief veel gastouders aangaven niet te willen deelnemen aan het onderzoek, is de kans groot dat er relatief veel (meer dan op basis van een representatieve steekproef mag worden verwacht) goede gastouders hebben deelgenomen aan het onderzoek. Hierdoor kunnen de onderzoekers niet garanderen dat de steekproef van gastouders representatief is. Dit betekent concreet dat de uitkomsten in deze meting mogelijk een te positief beeld geven van de kwaliteit van de gastouderopvang in Nederland.

Wat is de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang?

Uit de eerste meting van de LKK komt een overwegend positief beeld naar voren van de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland, zo concluderen de onderzoekers.

Met name de gemiddelde emotionele kwaliteit2 in de verschillende vormen van kinderopvang is voldoende tot goed. Bij de gastouderopvang valt op dat de gemiddelde emotionele kwaliteit vergelijkbaar is met de andere opvangvormen, maar dat de variatie groter is, en met opmerkelijke uitschieters naar beneden.

Uit het rapport blijkt ook dat de gemiddelde educatieve kwaliteit3 in de verschillende opvangvormen beduidend lager is dan de emotionele kwaliteit, maar nog net in de middenrange valt. De variatie bij de educatieve kwaliteit is groter dan bij de emotionele kwaliteit. Er zijn binnen alle opvangvormen groepen die laag scoren. De meeste uitschieters zijn echter naar boven, wat erop wijst dat er groepen zijn waarin relatief hoge educatieve kwaliteit wordt geboden. Een uitzondering hierop is de gastouderopvang. De uitschieters in deze opvangsoort zijn extremer en vaker naar beneden. Dit laatste wijst erop dat er ook gastouders zijn die (zeer) lage educatieve kwaliteit bieden.

De onderzoekers geven aan dat er aanwijzingen zijn, dat verticale groepen (groepen met kinderen in de leeftijd van 0–4 jaar) voor peuters en – vooral – baby’s ongunstiger zijn dan horizontale groepen (groepen van kinderen met vergelijkbare leeftijden, bijvoorbeeld 0–1,5 jaar). Op basis van de kleine steekproeven in deze eerste LKK meting kunnen hier echter (nog) geen harde conclusies worden getrokken.

Nieuw in deze eerste LKK meting is ook dat er is gekeken naar de kwaliteit van de kinderopvang vanuit het perspectief van de (individuele) kinderen. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van interacties tussen kinderen en pedagogisch medewerkers en gastouders gemiddeld tot goed is. Bij gastouders is de kwaliteit van deze interacties gemiddeld hoger, maar tegelijk is ook de spreiding hoger. Dit laatste betekent dat de verschillen in kwaliteit van interacties tussen gastouders hoog is. De resultaten laten verder zien dat het gemiddelde welbevinden van de kinderen in alle vormen van opvang hoog is en de gemiddelde betrokkenheid iets lager. Al met al concluderen de onderzoekers dat deze uitkomsten de overwegend goede kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang bevestigen.

De uitkomsten van de meting in 2017 zijn ook vergeleken met de uitkomsten van eerder, door het NCKO (dagopvang en peuteropvang) en Kohnstamm Instituut (buitenschoolse opvang), uitgevoerde metingen. Uit het rapport blijkt dat het beeld van de LKK meting in 2017 in grote lijnen overeenkomt met de resultaten van voorgaande metingen. Voor de dagopvang en peuteropvang geldt dat de meer basale vaardigheden, zoals sensitiviteit van pedagogisch medewerkers en de mate waarin zij kinderen ondersteunen om wenselijk gedrag te vertonen, in voldoende mate aanwezig zijn. Het stimuleren van de brede ontwikkeling van kinderen en het begeleiden van interacties tussen kinderen onderling blijken minder goed ontwikkeld te zijn en zijn vaak als onvoldoende beoordeeld. Dit is in lijn met voorgaande metingen. Voor de gastouderopvang geldt dat het patroon van hogere en lagere scores vergelijkbaar is met die van de andere opvangtypen. Een belangrijke kanttekening daarbij is dat de steekproef van gastouders niet als representatief kan worden gezien en mogelijk een te positief beeld geeft. Voor de buitenschoolse opvang laten de huidige resultaten een iets lagere kwaliteit zien in vergelijking met voorgaande jaren, zowel met betrekking tot de interacties als het activiteitenaanbod.

In het onderzoek is ook gevraagd naar de werkbeleving en werkstress van pedagogisch medewerkers en gastouders. De resultaten laten zien dat de werkbeleving van de pedagogisch medewerkers en gastouders overwegend (heel) positief is. De ervaren werkstress is in het algemeen laag. Het aanbod van professionaliseringsactiviteiten blijkt in de verschillende opvangsoorten matig. In de gastouderopvang is dit aanbod nog minder dan in de andere vormen van opvang.

Tot slot maakt de toepassing van de nieuwe meetinstrumenten in de LKK het mogelijk om de uitkomsten van de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang te vergelijken met die van de kwaliteit in andere landen (waar onderzoeken met dezelfde meetinstrumenten zijn uitgevoerd). De onderzoekers concluderen dat Nederland, in vergelijking met ons omringende landen cq landsdelen als Duitsland en Vlaanderen goed scoort. Dit geldt zowel voor de meer basale, emotionele kwaliteit4 als voor de meer ontwikkelingsgericht, educatieve kwaliteit5. Uit het rapport blijkt dat de educatieve kwaliteit in Nederland aanmerkelijk hoger is dan die in Denemarken. Daar staat tegenover dat de emotionele kwaliteit in Nederland iets lager is dan in Denemarken. Specifiek voor de babyopvang, waar minder vergelijkingen mogelijk zijn, laat het rapport zien dat Nederland in de huidige steekproef zowel op de emotionele en de educatieve kwaliteit beter scoort dan Vlaanderen, Portugal en de Verenigde Staten.

Betekenis van de resultaten en vervolg

Ik ben blij met de resultaten van de Landelijke Kwaliteitsmeting Kinderopvang 2017. In de eerste plaats omdat ze er zijn. De LKK levert ons nu en de komende jaren zeer belangrijke informatie over hoe het staat met de kwaliteit van de verschillende vormen van kinderopvang in Nederland en de ontwikkelingen daarin. Dit geeft inzicht en helpt mij en de sector kinderopvang om de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang gericht te verbeteren.

In de tweede plaats ben ik blij omdat deze eerste resultaten een overwegend positief beeld laten zien van de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Dat is een prettige constatering. Niet alleen zijn de resultaten in absolute zin overwegend positief, ook in vergelijking met Duitsland, Denemarken en Vlaanderen scoort de Nederlandse kinderopvang goed.

Hoewel de resultaten van de eerste LKK meting dus overwegend positief zijn, laten de resultaten ook zien waar verbeteringen mogelijk zijn. Ondermeer de educatieve kwaliteit van de kinderopvang kan verder omhoog. Ook de grote variatie in kwaliteit in de gastouderopvang – met gastouders die echt door de ondergrens gaan wat betreft de geboden kwaliteit – en de beperkte deelname van gastouders aan dit belangrijke onderzoek behoeven aandacht. Ik ga met de onderzoekers in gesprek hoe hier in de volgende metingen en rapportages expliciet aandacht aan kan worden besteed. Ook de gastouderbranche zelf kan aan de slag met deze belangrijke verbeterpunten.

Een belangrijk doel van deze eerste LKK meting is om te laten zien hoe het is gesteld met de kwaliteit van kinderopvang in Nederland. Het is nog te vroeg om op basis van deze eerste resultaten met voorstellen te komen om de kwaliteit in de kinderopvang te verhogen. De komende jaren worden er, met de invoering van afspraken uit het akkoord IKK, al concrete maatregelen genomen die tot doel hebben de kwaliteit in de kinderopvang te verhogen. Het is interessant om te volgen of deze kwaliteitsverhogende maatregelen zich terug vertalen in de resultaten van de volgende LKK metingen.

Het huidige rapport is vooral beschrijvend van aard. Begin volgend jaar volgt er een verklarend rapport, waarin in meer detail wordt gekeken welke verklaringen kunnen worden gegeven voor de in dit rapport gepresenteerde uitkomsten. Deze informatie en de resultaten van volgende metingen geven meer inzicht in waar en hoe de kwaliteit of onderdelen daarvan in de verschillende vormen van kinderopvang kunnen worden bevorderd. Dit helpt mij en de sector om de kwaliteit in de Nederlandse kinderopvang de komende jaren verder en gericht te verbeteren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De emotionele kwaliteit kan worden beschouwd als de basiskwaliteit, welke noodzakelijk is voor de meer ontwikkelingsgerichte educatieve kwaliteit. Bij emotionele kwaliteit gaat het ondermeer over de sfeer op de groep, de mate waarin er responsief en adequaat gereageerd wordt op de behoeften van kinderen en of kinderen zich op hun gemak voelen bij de pedagogisch medewerkers.

X Noot
3

De educatieve kwaliteit is meer gericht op de ontwikkeling van het kind. Bij educatieve kwaliteit gaat het ondermee om de mate waarin pedagogisch medewerkers betrokken zijn bij de kinderen en hun spel of activiteiten en in hoeverre hij/zij de kinderen hierin aanmoedigt en stimuleert tot exploratie en het ondersteunen van de vroege taalontwikkeling.

X Noot
4

Die in Nederland relatief hoog is

X Noot
5

Waar Nederland nog minder goed op scoort

Naar boven