31 322 Kinderopvang

Nr. 301 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2016

In de verzamelbrief kinderopvang van 15 februari jl. (Kamerstuk 31 322, nr. 288) en het Algemeen Overleg Kinderopvang van 9 maart jl., (Kamerstuk 31 322, nr. 298) heb ik uw Kamer bericht over de vertraging bij de invoering van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Met deze brief bericht ik u over de stand van zaken.

Zoals aangegeven wordt de vertraging veroorzaakt door problemen bij het inrichten van het beheer en de ICT omgeving van het register. Deze problemen zijn dusdanig dat het niet verantwoord is om op de geplande invoeringsdatum van 1 mei 2016 te starten met het personenregister.

Ik heb daarom besloten een pas op de plaats te maken en een onderzoek in de vorm van een heroriëntatie te laten uitvoeren op de realisatie en invoering van het personenregister. In de heroriëntatie willen we zicht krijgen op de impact, risico’s en slaagkans van verschillende alternatieven om het personenregister alsnog in te voeren.

Het uitstel van het personenregister heeft overigens geen invloed op de huidige continue screening op basis van bestandsopbouw, deze loopt gewoon door. En voor de personen die buiten de bestandsopbouw vallen (vrijwilligers, stagiairs en uitzendkrachten), geldt dat zij – conform het advies van de Commissie Gunning – elke twee jaar een nieuwe Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) moeten aanvragen.

Vanuit de heroriëntatie, die dit najaar zal zijn afgerond, zal ik een besluit nemen over het vervolgtraject. Over zowel dit resultaat, als de bevindingen van de evaluatie van de aanbevelingen van de Commissie Gunning, zal ik u dit najaar informeren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven