Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2016
Hierbij doe ik u de rapporten Schoolkeuzemotieven van ouders en leerlingen in het primair onderwijs en Schoolkeuzemotieven van ouders en leerlingen in het voortgezet onderwijs van het onderzoekscentrum ROA van de Universiteit van Maastricht (ROA) toekomen1. De onderzoeken komen voort uit een door uw Kamer aangenomen motie (Handelingen II
2015/16, nr. 19, item 13). Deze is tijdens de begrotingsbehandeling OCW 2015 naar aanleiding van het wetsvoorstel
Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen (MRvNS) ingediend door de leden Bisschop (SGP), Van
Meenen (D66) en Rog (CDA).2
De onderzoeken beschrijven enerzijds de feitelijke keuzes die ouders en leerlingen
maken voor een basisschool of een middelbare school. Anderzijds bevragen zij ouders
en leerlingen naar hun schoolkeuzemotieven los van het feitelijke aanbod. De uitkomsten
onderstrepen de grote diversiteit in het Nederlandse scholenaanbod, die ouders en
leerlingen de mogelijkheid geeft om te kiezen voor een school die past bij hun eigen
wensen en voorkeuren. De diversiteit in het scholenaanbod is mede te danken aan de
vrijheid van onderwijs die wordt gegarandeerd in artikel 23 van de Grondwet. Ik hecht
hier dan ook grote waarde aan.
Tegelijkertijd komt uit de onderzoeken naar voren dat denominatie weliswaar een belangrijk
motief is voor ouders bij schoolkeuze, maar dat pedagogisch-didactische visie en andere
bijzondere kenmerken (kenmerken waarop een school zich profileert, zoals een nadruk
op ICT, cultuur of sport) in vergelijkbare mate belangrijk zijn. Voor al deze kenmerken
van een school geldt dat veel ouders en leerlingen bereid zijn (hun kind) verder te
(laten) reizen om hun voorkeur te realiseren. In sommige gevallen loopt deze reisafstand
op tot tientallen kilometers. In de huidige systematiek is richting het enige kenmerk
dat een rol speelt bij het besluit om een nieuwe school te bekostigen. Gezien de resultaten
van het onderzoek ligt een dergelijke doorslaggevende rol voor slechts één kenmerk
niet voor de hand.
De onderzoekers concluderen verder dat de tevredenheid van ouders met het feitelijke
scholenaanbod groter is naarmate het scholenaanbod bestaat uit scholen met een gevarieerde
mix van kenmerken (een combinatie van denominatie, pedagogisch-didactische visie en/of
bijzonder kenmerk). Naarmate het scholenaanbod meer divers is, neemt de afstand die
ouders en leerlingen bereid zijn af te leggen voor hun voorkeursschool af.
Ouders zijn over het algemeen tevreden met het scholenaanbod, maar de onderzoekers
constateren dat er ruimte is voor verbetering. Met het wetsvoorstel Meer ruimte voor
nieuwe scholen wil ik deze ruimte creëren voor initiatieven gebaseerd op daadwerkelijke
belangstelling van ouders. Dat kan zijn op basis van geloofsovertuiging, maar ook
op basis van een goed onderwijsidee of een pedagogisch-didactische visie. Naast de
daadwerkelijke belangstelling wil ik de te verwachten kwaliteit leidend maken bij
het besluit om een school te bekostigen. Het wetsvoorstel ligt nu voor bij de Raad
van State. Ik streef ernaar het wetsvoorstel begin volgend jaar aan uw Kamer aan te
bieden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker