Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2013
Tijdens de plenaire behandeling van het Wetsvoorstel onderwijstoezicht hebben de leden
Van der Ham en Klaver een motie ingediend waarin is gevraagd om een nader onderzoek
naar de tijdsbesteding van basisscholen (Kamerstuk 32 193, nr. 24). De Kamer is van oordeel dat moet worden voorkomen dat inspectietoezicht en regeringsbeleid
ertoe leiden dat de nadruk eenzijdig komt te liggen op taal en rekenen en dat andere
leergebieden daardoor in het gedrang komen. Ik bied u hierbij het rapport «Over de
volle breedte. Stand van zaken met betrekking tot het onderwijsaanbod in het basisonderwijs.»
aan1. Het rapport doet verslag van een representatief onderzoek onder ongeveer 400 basisscholen
dat is uitgevoerd door de inspectie van het onderwijs. Ik ga ervan uit dat ik hiermee
uitvoering heb gegeven aan uw motie.
De inspectie concludeert in haar rapport dat de tijd die basisscholen aan taal en
rekenen besteden stabiel blijft en de tijd voor andere leergebieden niet verdringt,
dat binnen de overige leergebieden enige verschuivingen optreden en dat van die andere
leergebieden meer informatie over het niveau nodig is. De vrees van de Kamer dat andere
taken in het gedrang komen door de nadruk op taal en rekenen, blijkt niet gegrond
te zijn.
Verder wil ik naar aanleiding van het rapport van de inspectie twee observaties over
het onderwijsaanbod in het basisonderwijs met u delen. In de eerste plaats is er sprake
van ambities en maatregelen op verschillende leergebieden. Ik noem hierbij voorbeelden
als burgerschap, cultuureducatie, wetenschap en techniek, bewegingsonderwijs en Engels.
Het zijn allemaal lovenswaardige initiatieven, maar zij dienen ook in samenhang te
worden bezien. In de tweede plaats zijn er ook signalen uit het basisonderwijs dat
er sprake zou zijn van verschraling, overladenheid en onduidelijke verwachtingen van
het onderwijsaanbod. Het rapport van de onderwijsinspectie laat bijvoorbeeld zien
dat scholen keuzes maken die ten koste gaan van bepaalde leergebieden (zoals expressie,
bewegingsonderwijs, aardrijkskunde en geschiedenis), maar ook dat we onvoldoende zicht
hebben op het niveau van verschillende leergebieden. Beide observaties vragen naar
mijn opvatting om bezinning over de wijze waarop het gehele onderwijsaanbod periodiek
wordt geëvalueerd en besproken.
De komende maanden wil ik samen met het onderwijsveld (leraren, scholen, besturen
en sectorraad) verkennen of, en hoe, we periodiek op het onderwijsaanbod van de basisscholen
moeten reflecteren. Vragen die daarbij aan de orde komen zijn bijvoorbeeld of er behoefte
is aan meer richting en samenhang, aan meer informatie over het niveau van andere
leergebieden dan taal en rekenen en aan een periodieke evaluatie van en discussie
over het onderwijsaanbod. SLO zorgt daarbij voor de nodige ondersteuning. Ik zal u
aan het eind van het jaar op de hoogte stellen van mijn bevindingen en conclusies.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker