31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 251 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 augustus 2015

1. Inleiding

Van 2016 tot 2028 daalt het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs met twaalf procent. Dat betekent 115.000 leerlingen minder. Het voortgezet onderwijs staat voor de majeure opgave om met de gevolgen hiervan om te gaan. Dat geldt des te meer voor het vmbo dat langs twee wegen sterk onder druk komt te staan. De afnemende belangstelling voor met name de basisberoepsgerichte leerweg, in combinatie met de daling van het aantal leerlingen, leidt tot een verschraling van het regionale onderwijsaanbod.

Staan schoolbesturen in het voortgezet onderwijs aan de start van forse leerlingendaling, in het primair onderwijs hebben de schoolbesturen hier al jaren mee te maken. Ook buiten de traditionele krimpregio’s zet de leerlingendaling stevig door. Toch onderschat een groot deel van de schoolbesturen de mate van leerlingendaling op de eigen scholen en is er in veel gemeenten geen onderling overleg over de aanpak van leerlingendaling in het primair onderwijs.

Zonder maatregelen vallen in het primair onderwijs scholen op willekeurige plekken om. In het voortgezet onderwijs stoten scholen afdelingen af om overeind te blijven. In sommige dorpen of wijken is het onvermijdelijk dat scholen worden samengevoegd. Dit kan ten koste gaan van de keuzevrijheid. Daarom zijn nu maatregelen nodig om kwalitatief en bereikbaar onderwijs zo goed mogelijk in stand te houden.

Om te zorgen voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod dat blijft aansluiten bij de lokale omstandigheden en behoeften, moeten de schoolbesturen samen maatwerkoplossingen zoeken. Die oplossingen kunnen alleen op regionaal niveau vorm krijgen. Verschillende schoolbesturen in primair en voortgezet onderwijs hebben scholen of opleidingen in dezelfde regio, dezelfde wijk of hetzelfde dorp. Die kunnen niet allemaal open blijven als er minder leerlingen zijn. Voor een goede spreiding en variëteit van scholen en opleidingen, moeten schoolbesturen, gemeenten, ouders, personeel en andere lokale belanghebbenden samenwerken en het onderwijsaanbod aanpassen aan de demografische realiteit.

Het is mijn ambitie dat eind 2016 in alle gemeenten met leerlingendaling samenwerking is ontstaan, gericht op een meerjarig regionaal gebiedsplan voor het onderwijsaanbod, en dat in de helft van alle gemeenten met leerlingendaling meerjarige gebiedsplannen zijn vastgesteld en worden uitgevoerd.

In mijn brief van 23 mei 2014 heb ik maatregelen uitgewerkt waarmee ik schoolbesturen in positie breng om hun verantwoordelijkheid waar te maken voor een toekomstbestendig onderwijsaanbod dat toegankelijk is en van goede kwaliteit.1 Samen met de PO-Raad en de VO-raad bevorder ik de regionale samenwerking door belemmeringen weg te nemen, te zorgen voor de juiste prikkels in de bekostiging en de regelgeving en door ondersteuning van de schoolbesturen in de verschillende fasen van hun aanpak. Deze ondersteuning richt zich met name op de besturen en gemeenten met de grootste leerlingendaling.

In deze brief rapporteer ik wat de stand van zaken is bij het anticiperen op leerlingendaling. Op basis van onderzoeken, informatie uit diverse netwerken en de gesprekken die accountmanagers van OCW hebben gevoerd met gemeenten en schoolbesturen, presenteer ik in hoofdstuk 2 een beeld van de stand van zaken in het land.2 3 In hoofdstuk 3 ga ik nader in op aandachtspunten die voortkomen uit de bevindingen tot nu toe. Het belangrijkste aandachtspunt is de daling van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en de gevolgen daarvan voor het vmbo. In hoofdstuk 4 geef ik aan hoe ver ik ben met de invoering van maatregelen om belemmeringen weg te nemen en samenwerking te bevorderen.

Het Kamerlid Straus heeft onlangs een initiatiefnota ingediend over leerlingendaling in het voortgezet onderwijs (Kamerstuk 34 226, nrs. 1 en 2). Ik zal op haar voorstellen ingaan in een aparte brief, die u binnenkort ontvangt.

2. Stand van zaken in het land

Bij de stappen die schoolbesturen en gemeenten zetten op weg naar een toekomstbestendig onderwijsaanbod bij dalende leerlingenaantallen, kunnen drie fasen worden onderkend: een bewustwordings- en opstartfase, een planfase waarin schoolbesturen en gemeenten met alle betrokkenen plannen ontwikkelen, en een fase waarin de spreidingsplannen worden uitgevoerd. Om te peilen in welke fase van aanpak schoolbesturen in het primair onderwijs en gemeenten zich bevinden, heeft bureau Oberon in opdracht van OCW een quick scan uitgevoerd. In dit hoofdstuk presenteer ik de belangrijkste resultaten (zie bijlage 1 voor een nadere toelichting)4.

a. Fase van bewustwording en opstart

Bewustwording van de leerlingendaling in de eigen gemeente en bij de eigen scholen is de eerste noodzakelijke stap op weg naar gerichte actie: het samen formuleren van een spreidingsplan voor het toekomstige onderwijsaanbod.

Van de 393 gemeenten krijgen 246 gemeenten tot 2020 te maken met meer dan tien procent leerlingendaling in het primair onderwijs. Dit betreft gemeenten in het hele land. Dit werkt vanzelfsprekend door in het voortgezet onderwijs.

Het goede nieuws is dat zo’n tachtig procent van de responderende gemeenten zich bewust is van de leerlingendaling in het primair onderwijs, zo blijkt uit de quick scan van Oberon (zie bijlage 1 voor de gedetailleerde uitkomsten). Punt van aandacht is dat veertien procent van de responderende gemeenten de leerlingendaling fors lager inschat dan de prognose van OCW.

Zo’n zeventig procent van de responderende besturen voor primair onderwijs is zich bewust van de omvang van de leerlingendaling. Uit de quick scan van Oberon blijkt echter dat 21 procent van de responderende schoolbesturen in het primair onderwijs de eigen leerlingendaling fors lager inschat dan de prognose van OCW. Dat is zorgelijk, want dit verschil in perceptie van de mate van leerlingendaling kan ertoe leiden dat besturen en gemeenten onvoldoende urgentie voelen om op de daling te anticiperen. Ook is dit een indicatie dat deze prognoses nog onvoldoende bekend zijn en dus nog niet altijd betrokken worden bij het handelen van besturen en gemeenten.

Ambitie

Mijn ambitie is dat alle schoolbesturen in het primair onderwijs zich eind 2016 bewust zijn van de omvang van de leerlingendaling waarmee zij te maken krijgen. Met mijn informatievoorziening en mijn maatregelen ter ondersteuning van de schoolbesturen zorg ik ervoor dat zij van deze omvang op de hoogte kunnen zijn.

Monitoring

In het najaar voer ik ook een quick scan uit in het voortgezet onderwijs. Op basis hiervan zal ik ook voor het voortgezet onderwijs kwantitatieve ambities formuleren. Vervolgens zal ik vóór de zomer van 2016 een tussenmeting in het primair en voortgezet onderwijs uitvoeren, op basis waarvan ik de voortgang zal rapporteren. Eind 2016 doe ik nogmaals een meting, waarover ik begin 2017 een brief aan uw Kamer stuur.

Uit de vele contacten in netwerken, platforms en met besturen in de regio’s blijkt dat schoolbesturen in primair en voortgezet onderwijs zich niet altijd voldoende bewust zijn van de gevolgen van leerlingendaling. Een omslag in het denken is vereist: zonder planmatig anticiperen dreigen financiële tekorten, kwalitatieve problemen of het willekeurig omvallen van afdelingen of opleidingen.

Voorbeeld van een aanpak

De provincie Drenthe heeft in 2011 de «stuurgroep onderwijs en krimp» ingesteld. Deze groep coördineert de activiteiten rond leerlingendaling. Leden zijn wethouders en voorzitters van schoolbesturen. De stuurgroep heeft een gedetailleerde analyse gemaakt van de gevolgen van de leerlingendaling en kansrijke strategieën. De stuurgroep organiseert expertmeetings, onderzoekt de mogelijkheden van mobiliteitscentra en inventariseert de leegstaande onderwijshuisvesting en mogelijke herbestemming.

Om bewustwording en regionaal maatwerk bij schoolbesturen en gemeenten te bevorderen, zet ik de onderstaande instrumenten in.

Informatie-uitwisseling

Er zijn prognosemodellen ontwikkeld die transparant en gedetailleerd inzicht geven in de omvang van de leerlingendaling in de regio’s. Deze zal ik nog beter onder de aandacht brengen. Ik investeer in de noodzakelijke informatievoorziening over de gevolgen van leerlingendaling via nieuwsbrieven, website en helpdesk.

De website www.leerlingendaling.nl is vlak voor de zomer in vernieuwde vorm gelanceerd. De website is een centraal informatiepunt bij de ondersteuning van alle betrokkenen bij de leerlingendaling.

De werknemersbonden, de AVS, Ouders en Onderwijs, de profielorganisaties, sectorraden, VNG en de arbeidsmarktplatforms voor primair en voortgezet onderwijs komen maandelijks bijeen in het Kennisplatform leerlingendaling. Het doel van dit platform is kennisuitwisseling, netwerkvorming en de ontwikkeling van gerichte oplossingen. Dit Kennisplatform geeft inhoudelijk voeding aan de website www.leerlingendaling.nl.

Team van accountmanagers

Een team van zes accountmanagers van het Ministerie van OCW brengt schoolbesturen in het primair en het voortgezet onderwijs, gemeenten en andere partijen in de regio’s proactief in beweging. Zij kijken hierbij goed naar de urgentie van de leerlingendaling in de betreffende regio en de fase van bewustwording/planvorming/uitvoering waarin besturen en gemeenten zich bevinden. Zij verstrekken informatie over wet- en regelgeving en doen praktijkvoorbeelden en contacten op en verspreiden deze. Zij denken in de regio mee over werkbare oplossingen en ondersteunen regionale procesbegeleiders bij hun taak. De intensieve contacten en activiteiten van de accountmanagers in de regio’s dragen sterk bij aan het doel van het ondersteuningsprogramma en verscherpen het beeld van de manier waarop de gevolgen van leerlingendaling in de regio’s worden aangepakt. Zij zijn en blijven nauw betrokken bij de ontwikkelingen in de regio’s om zicht te houden op de effectiviteit en de toereikendheid van de maatregelen. Deze aanpak wordt door de scholen als zeer constructief ervaren.

Met deze maatregelen ondersteun ik samen met de PO-Raad en de VO-raad de bewustwordings- en opstartfase en bevorder ik dat zoveel mogelijk besturen en gemeenten die te maken krijgen met forse leerlingendaling de fase van planontwikkeling en uitvoering ingaan.

b. Fase van planontwikkeling

Uit de quick scan van Oberon komt naar voren dat in zestig procent van de responderende gemeenten het overleg over leerlingendaling in het primair onderwijs tussen betrokkenen is opgestart of plannen worden gemaakt. In negentien procent van de responderende gemeenten is de uitvoering van plannen gestart. Daar wordt dus constructief werk gemaakt van leerlingendaling. In 22 procent van de responderende gemeenten is echter nog geen sprake van overleg over de leerlingendaling. Dit moet snel veranderen.

Samenwerking tussen partijen in de regio, over de denominatieve grenzen heen, is noodzakelijk bij het anticiperen op de leerlingendaling. Alleen zo kan een breed gedragen en uitvoerbaar plan voor het toekomstige onderwijsaanbod tot stand komen. Uit onze bevindingen blijkt dat brede samenwerking en regionale planvorming moeilijk van de grond komen en een lange aanlooptijd kennen. De verschillende belanghebbenden (schoolbesturen, gemeenten, ouders, personeel, bewoners) moeten met elkaar om de tafel om ontwikkelingen, wensen en mogelijkheden met elkaar te verkennen. Bij de verschillende scenario’s komen ook de (on)mogelijkheden van wet- en regelgeving in beeld.

Ambitie

Het is mijn ambitie dat eind 2016 in alle gemeenten met leerlingendaling samenwerking is ontstaan, gericht op een meerjarig regionaal gebiedsplan voor het onderwijsaanbod in het primair onderwijs. Op basis van de quick scan in het najaar van 2015 zal ik voor het voortgezet onderwijs ook een ambitie opstellen.

De volgende instrumenten zet ik in voor het realiseren van deze ambitie.

Helpdesk

Er is een helpdesk geopend bij DUO die helpt bij het toetsen van oplossingen aan wet- en regelgeving. Een team van experts van DUO, inspectie, sectorraden en OCW behandelt complexe vragen en zoekt ruimte voor oplossingen.

Regionale procesbegeleiders

Bij de totstandkoming van brede samenwerking in het primair en voortgezet onderwijs gaan regionale procesbegeleiders, die door schoolbesturen met geld van OCW zijn aangesteld, een belangrijke rol spelen. Zij werken voor alle schoolbesturen in de betreffende regio’s en bevorderen de planvorming. Medio februari 2015 is de regeling regionale procesbegeleiding gepubliceerd. In totaal is € 4,8 miljoen beschikbaar. Sinds eind april zijn 38 procesbegeleiders in 112 gemeenten gestart. Eind dit jaar is er een laatste aanvraagronde.

Transitieatlas

Omdat in de fase van planontwikkeling scenariomodellen belangrijk zijn, heb ik een licentie verworven voor de Transitieatlas primair onderwijs. Dit is een interactief scenariomodel waaraan alle betrokkenen kunnen meewerken. De accountmanagers van OCW en de regionale procesbegeleiders van de schoolbesturen gaan werken met de Transitieatlas. In vijf regio’s is inmiddels voor het primair onderwijs een Transitieatlas opgesteld en voor vier regio’s is een Transitieatlas in ontwikkeling. Ook voor het voortgezet onderwijs wordt onderzocht of een Transitieatlas als applicatie zinvol is.

Voorbeeld van een aanpak

In Maastricht / Heuvelland is de Transitieatlas uitgevoerd. Door de Transitieatlas zijn de deelnemende partijen de problematiek van de leerlingendaling in regio meer vanuit de helicopterview gaan benaderen en minder vanuit de individuele locaties. De Transitieatlas brengt in beeld wat de betekenis en gevolgen zijn van bepaalde keuzes. Dat helpt de scenario’s te doordenken en vervolgstappen voor de toekomst te bepalen.

Rol gemeenten

Ook voor de gemeenten is een rol weggelegd om samenwerking aan te jagen, bijvoorbeeld omdat er een integraal huisvestingsplan wordt opgesteld of door agendering van leerlingendaling op bestaande overlegtafels. Voor het primair onderwijs komt er een wettelijke bepaling die er voor zorgt dat de regionale samenwerking tussen schoolbesturen onderling en gemeenten niet vrijblijvend is, maar sluitend wordt geregeld. In het voortgezet onderwijs zien we het regionaal plan onderwijsvoorzieningen fungeren als vehikel voor overleg over leerlingendaling.

c. Fase van uitvoering

In de uitvoeringsfase gaat het om realiseren van plannen voor toekomstbestendig onderwijsaanbod. Bijvoorbeeld door het creëren van een gezamenlijk onderwijsaanbod, door gezamenlijke huisvesting, fusies en/of sluiting van scholen. Hiermee beogen de schoolbesturen in de regio het borgen van de kwaliteit, de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van het onderwijs. We zien in de grafiek op de pagina 5 dat in negentien procent van de responderende gemeenten al gewerkt wordt aan de uitvoering van plannen in het primair onderwijs.

Voorbeeld van een aanpak

De po-besturen Lauwers en Eems (openbaar) en VCPO (protestants-christelijk) bieden allebei onderwijs aan in Noord-Groningen. Omdat zij (grotendeels) hetzelfde voedingsgebied hebben en allebei te maken hebben leerlingendaling, hebben zij vanuit een gezamenlijke visie een concreet toekomstplan ontwikkeld voor scholenspreiding. Dit plan is gemaakt aan de hand van vijf criteria: kwaliteit, goed werkgeverschap, duurzaamheid, keuzevrijheid en nabijheid.

Ambitie

Mijn ambitie is dat eind 2016 in de helft van alle gemeenten met leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs meerjarige gebiedsplannen zijn vastgesteld en worden uitgevoerd.

In de regio’s waar plannen worden uitgevoerd, lopen schoolbesturen zowel in het primair als in het voortgezet onderwijs aan tegen uitvoeringsproblemen of knelpunten in wet- en regelgeving. In deze fase is het de rol van de accountmanagers van OCW om, in samenspraak met het hiervoor genoemde expertteam, mee te denken over oplossingen, te bezien hoe wet- en regelgeving hierop inwerken en te zoeken naar ruimte om wenselijke oplossingen mogelijk te maken.

Wet- en regelgeving

Ik pas relevante wet- en regelgeving aan. De maatregelen voor deze fase betreffen het aanpassen van de fusietoets in het primair en voortgezet onderwijs en het vereenvoudigen van de vorming van de samenwerkingsschool in beide sectoren, verandering van de denominatie van een school en van verplaatsing van een school in het primair onderwijs. De gemeentelijke opheffingsnormen worden nu eenmaal per vijf jaar opnieuw vastgesteld. Voor gemeenten wordt het mogelijk om splitsing van de opheffingsnorm eerder te laten ingaan dan aan het einde van deze vijfjaarlijkse periode. De positie van ouders wordt versterkt door voorlichting en procedurebeschrijvingen. Er komt een wettelijke verplichting voor de medezeggenschapsraad om de achterban te betrekken bij sluiting en fusie. In het voortgezet onderwijs mogen leerlingen straks vijftig procent van hun onderwijstijd, gemeten over de hele cursusduur, op een andere school doorbrengen. Ook komen er pilots om te werken met gezamenlijke profielen in de bovenbouw van havo en vwo en sectoren in de theoretische leerweg van het vmbo en wordt het mogelijk een nevenvestiging te starten in een ander RPO-gebied.5

3. Aandachtspunten

Als gevolg van de acties die ik samen met de PO-Raad en de VO-raad in gang heb gezet, is een scherper beeld ontstaan van de problematiek die ontstaat door de leerlingendaling. Ik schets hier de belangrijkste thema’s die ik de komende tijd samen met de raden met extra aandacht volg.

Een goed aanbod van opleidingen in het vmbo

Het vmbo is de meest versnipperde onderwijssoort. Het bestaat nu uit vier leerwegen, waarbinnen de beroepsgerichte leerwegen bestaan uit vier sectoren en daarbinnen uit ruim 35 afdelingen. Deze versnippering maakt het voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs moeilijk om een breed onderwijsaanbod te organiseren. Met de toenemende daling van het aantal leerlingen wordt dit nog lastiger. De overgang naar tien profielen is een cruciale eerste stap naar een oplossing, maar dat is niet altijd genoeg. Het eerste beeld is dat veel kleinere afdelingen zonder tegenmaatregelen straks geheel uit regio’s dreigen te verdwijnen.

Ik doe daarom nu gericht onderzoek naar de gevolgen van de leerlingendaling voor het vmbo. De kaartjes in bijlage 2 laten zien dat er een verschuiving is van de belangstelling voor de basisberoepsgerichte leerweg naar de kaderberoepsgerichte leerweg en van de gemengde leerweg naar de theoretische leerweg6. In het najaar kom ik terug op de problematiek in het vmbo.

Voorbeeld van een aanpak

De drie brede scholengemeenschappen in Middelburg, die onder twee besturen vallen, gaan vanaf 2016 gezamenlijk hun vmbo vormgeven. De leerlingendaling op Walcheren is zo sterk, dat de scholen moeten gaan samenwerken om nog een breed onderwijsaanbod te kunnen waarborgen. De scholen gaan een gezamenlijk onderwijsaanbod opzetten, dat goed gebruik maakt van de mogelijkheden van de nieuwe vmbo-profielen. Het vmbo wordt op één locatie gehuisvest. Dit jaar beginnen de twee openbare scholen al aan deze samenwerking, en een jaar later sluit de protestants-christelijke school aan.

Een gelijk speelveld

De evenwichtige inrichting van het onderwijsbestel zorgt ervoor dat belanghebbenden meepraten over oplossingen om ook bij pijnlijke besluiten zo veel mogelijk draagvlak te verkrijgen. Soms komen in zo’n proces echter tegenstellingen aan de oppervlakte, die leiden tot lange procedures, uitstel en contraproductieve beslissingen. Daar is niemand bij gebaat. Om processen zo goed mogelijk te laten verlopen, moet iedereen daarom op de hoogte zijn van rechten en plichten die gelden bij bijvoorbeeld sluiting of fusie van scholen. In mijn brief Alternatieven voor de kleine scholen coöperatie staat dat ik de positie van ouders in het primair en het voortgezet onderwijs ga versterken door de Wet Medezeggenschap Scholen aan te passen.7 Daarnaast zorg ik voor procedureschetsen en voorlichting over rechten en plichten bij leerlingendaling.

Positie openbaar onderwijs

In het openbaar onderwijs komen relatief meer kleine basisscholen voor dan in het bijzonder onderwijs. Het is daarom de vraag of de daling in het openbaar basisonderwijs harder aankomt dan in het bijzonder onderwijs. Ik ga de ontwikkeling van het openbaar onderwijs in de regio’s met leerlingendaling goed volgen. In het najaar informeer ik u over de ontwikkeling van de openbare basisscholen in de regio’s met leerlingendaling.

Samenwerkingsvormen

Schoolbesturen in het primair en het voortgezet onderwijs zien soms oplossingen waarbij zij op de grenzen van het bestel stuiten. Zo worden holdings ingericht en zijn er besturen die samen één nevenvestiging of dislocatie hebben. Ik ga zorgen voor informatie over de wettelijke grenzen en de voor- en nadelen van bepaalde samenwerkingsvormen. Ook ga ik inventariseren welke samenwerkingsvormen de schoolbesturen in het primair en het voortgezet onderwijs hanteren. Wellicht is het nodig om duidelijker regels te stellen om risico’s voor betrokkenen te verkleinen. Tegelijkertijd zou deze ontwikkeling aanleiding kunnen zijn om meer ruimte te bieden aan schoolbesturen. Het is mogelijk dat hiervoor aanpassingen in wet- en regelgeving nodig zijn.

4. Stand van zaken wet- en regelgeving

In mijn brief van 23 mei 2014 staat welke maatregelen ik neem om belemmeringen weg te nemen die oplossingen in de weg staan en om te zorgen voor de juiste prikkels voor samenwerking.8 In deze paragraaf geef ik aan hoe het hiermee staat.

4.1 Wegnemen belemmeringen in wet- en regelgeving

Fusietoets en leerlingendaling

De aanpassingen aan de fusietoets zijn klaar. Toch wordt de fusietoets nog steeds ervaren als een belemmering bij de samenwerking in de regio’s, zoals ook opgemerkt wordt in de initiatiefnota Krimp in het voortgezet onderwijs – van kramp naar kans van het Kamerlid Straus.9 Binnenkort ontvangt u een brief over de evaluatie van de fusietoets.

Samenwerkingsschool

Het wetsvoorstel samenwerkingsschool is in concept klaar. Hiermee wordt het eenvoudiger een samenwerkingsschool te vormen. Na de internetconsultatie en het advies van de Onderwijsraad wordt nu advies gevraagd aan de Raad van State.10 De Tweede Kamer kan het wetsvoorstel naar verwachting in het najaar van 2015 tegemoet zien.

Wetsvoorstel toekomstbestendig onderwijsaanbod

Voor een goede spreiding van het onderwijsaanbod in een regio kan het in het primair onderwijs nodig zijn om een basisschool te verplaatsen of van denominatie te veranderen. Dat is nu in een dunbevolkt gebied onmogelijk. Ik pas de wet- en regelgeving aan om dit wel mogelijk te maken.

Regionaal maatwerk kan betekenen dat een basisschool die niet meer zelfstandig kan bestaan, omgezet moet kunnen worden naar een nevenvestiging van een andere school, ook als die een andere denominatie heeft. Ik ga regelen dat in de toekomst in het primair onderwijs een nevenvestiging een andere denominatie kan hebben dan de hoofdvestiging.

Gemeenten met een grote kern, omgeven door een dunbevolkt gebied, kunnen nu al vragen om splitsing van hun opheffingsnorm in twee verschillende opheffingsnormen voor basisscholen. Een gemeente kan dit nu maar eens in de vijf jaar aanvragen. Dat blijkt onvoldoende flexibiliteit te bieden bij een gewenste instandhouding van een kleine school. Daarom kan een gemeente straks tussentijds vragen om splitsing in twee opheffingsnormen.

Met deze wijzigingen komt er meer ruimte voor maatwerkoplossingen voor het primair onderwijs in gebieden met leerlingendaling. De wijzigingen zijn opgenomen in het wetsvoorstel toekomstbestendig onderwijsaanbod. De internetconsultatie vindt na de zomer plaats. Ik bied dit wetsvoorstel naar verwachting medio 2016 aan de Tweede Kamer aan.

Behoud laatste school in een dorp

In de praktijk blijkt hoe belangrijk samenwerking is tussen alle betrokken partijen die worden geraakt door het besluit over de toekomst van een school of opleiding. Daarom verspreid ik dit najaar een handreiking met informatie over de randvoorwaarden waaraan een transparant besluitvormingsproces over sluiting of fusie moet voldoen. In mijn brief Alternatieven voor de kleine scholen coöperatie heb ik aangegeven dat ik de positie van ouders ga versterken door de Wet Medezeggenschap Scholen aan te passen.11 Ook kom ik met een procedureschets voor medezeggenschapsraden die bij sluiting of fusie een alternatief willen voorleggen aan hun bestuur. Deze is naar verwachting in september klaar.

Verruiming vijftig procent-regel in het voortgezet onderwijs

Om samenwerkingsmogelijkheden in het voortgezet onderwijs te verruimen, mag een leerling straks over het gehele curriculum gerekend maximaal vijftig procent van de onderwijstijd op een andere school doorbrengen, in plaats van maximaal vijftig procent van het schooljaar. De beoogde inwerkingtreding van de verruiming is 1 januari 2016.

Pilot gezamenlijke profielen

Er komt een pilot waarin scholen in het voortgezet onderwijs gezamenlijk de vier sectoren in de theoretische leerweg van het vmbo en de vier profielen in havo en vwo mogen aanbieden. De pilot gaat van start zodra er voldoende aanvragen binnen zijn.

Nevenvestiging buiten het RPO-gebied

Het stichten van een nieuwe nevenvestiging in een ander RPO-gebied is voor schoolbesturen in het voortgezet onderwijs een mogelijkheid om het onderwijsaanbod bereikbaar te houden voor leerlingen die kiezen voor onderwijs van een kleine denominatie. Naar aanleiding van de motie van mevrouw Straus12 streef ik ernaar dit per 1 januari 2017 mogelijk te maken.

4.2 Financiële en wettelijke prikkels

Zes jaar compensatie bekostigingsverlies bij fusie

De regeling voor het primair onderwijs is klaar. Fuserende scholen krijgen zes jaar lang honderd procent compensatie voor het verlies van de kleinescholentoeslag na fusie. Het moet gaan om een echte fusie: een substantieel deel van de leerlingen van de te sluiten school moet overgaan naar de school waarmee wordt gefuseerd. De wijziging van de regeling is gepubliceerd en per 1 augustus 2015 van kracht voor fusies vanaf 1 augustus 2012.

Fusiecompensatie in het voortgezet onderwijs

Bij de fusiecompensatieregeling voor het voortgezet onderwijs krijgen fuserende scholen zes jaar lang het verlies aan vaste voeten na fusie gedeeltelijk gecompenseerd. De regeling treedt, zoals eerder aan u toegezegd met terugwerkende kracht, in werking voor fusies vanaf 1 augustus 2013 en wordt na de zomer gepubliceerd.

Niet-vrijblijvend overleg

Alleen als schoolbesturen regionaal en planmatig samenwerken, kunnen zij ervoor zorgen dat basisscholen blijven bestaan van goede kwaliteit, met voldoende variëteit en op aanvaardbare afstand. De wettelijke regeling van op overeenstemming gericht overleg in krimpregio’s, dat leidt tot een meerjarig plan voor het toekomstbestendig maken van het onderwijsaanbod in het primair onderwijs, maakt deel uit van het wetsvoorstel toekomstbestendig onderwijs.13 Het voortgezet onderwijs kent al een regionaal overleg, leidend tot een Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen (RPO).

5. Tot slot

Samen met de PO-Raad en de VO-raad volg ik de ontwikkelingen op de voet. Volgend voorjaar rapporteer ik naar aanleiding van een tussentijdse peiling onze verdere bevindingen. Op basis daarvan bepaal ik met de raden of aanvullende maatregelen nodig zijn. Begin 2017 kom ik met een rapportage over de gestelde ambities.

De leerlingendaling is in het primair onderwijs in volle gang. Veel schoolbesturen in het primair onderwijs zijn zich goed bewust van de gevolgen en zijn samen met de gemeenten hard aan het werk. De nadruk verschuift van bewustwording naar planvorming en uitvoering. Voor een deel van de schoolbesturen in het primair onderwijs en voor een groot deel van de besturen in het voortgezet onderwijs is nog een omslag in het denken nodig om tot een gezamenlijke aanpak in de regio te komen. In het voortgezet onderwijs zal het de komende periode noodzakelijk zijn om te werken aan bewustwording en het gezamenlijk maken van plannen.

Zo zorgen wij ervoor dat schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs samen met de gemeenten in staat zijn om toekomstbestendig onderwijsaanbod te waarborgen dat gevarieerd en toegankelijk is en van goede kwaliteit.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 31 293, nr. 203.

X Noot
2

, Quick scan primair onderwijs uitgevoerd door Oberon in opdracht van OCW, 2015 en Samenwerking in het voortgezet onderwijs, Regioplan in opdracht van de VO-raad, 2015.

X Noot
3

Het gaat om netwerken van de PO-Raad en VO-raad, de themagroep Onderwijs van het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling en het Kennisplatform Leerlingendaling.

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen.

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
7

Kamerstuk 31 293, nr. 256.

X Noot
8

Kamerstuk 31 293, nr. 203.

X Noot
9

Kamerstuk 34 226, nr. 2.

X Noot
11

Kamerstuk 31 293, nr. 256.

X Noot
12

Kamerstuk 31 288, nr. 373.

X Noot
13

Dit behelst de uitwerking van de motie van het Kamerlid Voordewind c.s. Kamerstuk 31 288, nr. 366.

Naar boven