Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 maart 2013
Hierbij zend ik u het rapport van CITO inzake «De praktijk van de eerste en tweede
correctie».1 Het betreft een onderzoek naar de correctie van de centrale examens in het voortgezet
onderwijs. Dit onderzoek is een initiatief van de VO-raad en het CITO naar aanleiding
van het debat met uw Kamer op 20 mei 2008. In dit debat kwamen, naast de aanscherpingen
van de examens, signalen van onder meer de Inspectie van het onderwijs aan de orde
rond het steekproefsgewijs uitvoeren van tweede correctie door docenten. Voor mijn
voorganger was dit reden het onderzoek toe te juichen en (deels) financieel te ondersteunen.
Diverse deelonderzoeken hebben eind 2011 en begin 2012 geleid tot een brede enquête
onder correctoren. De uitkomst daarvan en de ervaringen uit de eerdere deelonderzoeken
zijn opgenomen in bijgaande samenvatting van het onderzoek naar het functioneren van
het centraal schriftelijk examen (CSE).
De voor mij belangrijkste conclusie van het rapport is dat de tweede correctie door
docenten niet volledig en niet volgens de regels wordt uitgevoerd. De tweede correctie
blijft vrijwel nooit achterwege, maar slechts een derde van de docenten corrigeert
integraal overeenkomstig de wettelijke voorschriften. Twee derde van de tweede correctoren
kijkt niet alle werken na en/of per kandidaat niet alle vragen. Een belangrijke oorzaak
die hiervoor genoemd wordt in het rapport is gebrek aan tijd en ondersteuning door
de scholen.
Ik vind dit niet acceptabel. Voor mij is de kern dat ouders en leerlingen er op aan
moeten kunnen dat dit op scholen goed geregeld is. Dat was voor mijn voorganger ook
aanleiding om direct na de zomervakantie het overleg te starten over de aanbevelingen
in het rapport. Doel hierbij was om bij presentatie van het rapport en ruim vóór de
volgende examenronde duidelijkheid te creëren over de te nemen maatregelen. Bij deze
gesprekken waren vertegenwoordigers van vakbonden, de VVVO, CITO, VO-raad, het CvE,
de Inspectie van het onderwijs en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) betrokken.
Tijdens de diverse overleggen bleken de standpunten rond de aanbevelingen ver uiteen
te liggen. Vooral rond de eerste aanbeveling uit het rapport, het werken met een gelijktijdige
eerste en tweede correctie, was veel discussie. Aanvankelijk leek hier in november
vorig jaar overeenstemming over te zijn. Begin dit jaar bleek echter dat werkdruk
en onvoldoende correctietijd door werkgevers en docenten toch als te grote bezwaren
tegen deze oplossing werden gezien.
Voor mij staat het vertrouwen in de correctie voorop. Daarom heb ik besloten de volgende
maatregelen te nemen. Ik zal de inspectie verzoeken om bij de komende examens extra
toe te zien op het naleven van de eisen rond de tweede correctie. Ik zal daarnaast
de besturen en schoolleiders, samen met de VO-raad, aanspreken op het uitvoeren van
de regels van correctie van de eindexamens, en het faciliteren van de tweede correctie.
Ook zal ik met de VO-raad twee pilots starten om te bezien of er niet een voor docenten
minder belastende tweede correctie mogelijk is, zonder concessies te doen aan de kwaliteit
hiervan. Ik zal uw Kamer over de uitkomsten hiervan informeren.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker