Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2012
Hierbij ontvangt u het Toezichtkader VO 2013 dat is vastgesteld door de Inspecteur-generaal
van het Onderwijs en door mij is goedgekeurd.1)
Het afgelopen anderhalf jaar is in overleg met de sector gewerkt aan een nieuw Toezichtkader
2013 VO. Het resultaat is een verbeterd kader dat meer recht doet aan verschillen
tussen scholen. De aanpassingen betreffen met name de uitwerking van de wijzigingen
van de Wet op het onderwijstoezicht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 195).
Het accent is nu nadrukkelijker komen te liggen op toezicht op de effectiviteit van
het onderwijs.
Er is voor gekozen om niet langer een gezamenlijk Toezichtkader PO/VO te hebben. Het
Toezichtkader PO/VO 2012 blijft van kracht voor het primair onderwijs en voor de scholen
voor voortgezet onderwijs die reeds voor 1 januari 2013 in een traject van aangepast
toezicht zitten.
De aanpassingen laten zich samenvatten als toezicht dat selectief en risicogericht
is, aansluit bij de verantwoordelijkheid van bestuurders, een waarborgfunctie vervult
en de kwaliteit bevordert. Het toezicht wordt ook preventiever van aard. Meer aandacht
wordt gericht op de scholen waar de opbrengsten (nog) niet onvoldoende zijn, maar
wel onder druk staan. Ook wordt er eerder op basis van andere signalen dan alleen
opbrengsten een onderzoek ingesteld.
Het kwaliteitsonderzoek wordt meer maatwerk per school, met aandacht voor de context
van deze school. In de communicatie over de onderzoeksresultaten is de focus niet
alleen gericht op tekortkomingen, maar ook op wat goed gaat op een school.
Ieder jaar bedeelt de inspectie in het kader van het risicogerichte toezicht aan alle
scholen toezichtarrangementen toe. Scholen die door een ondergrens zakken krijgen
een kwaliteitsonderzoek dat kan leiden tot een aangepast arrangement.
Daarnaast verricht de inspectie het zogenoemde stelseltoezicht om uitspraken te kunnen
doen over het gehele stelsel. Tot nu toe verrichtte de inspectie in dit kader elk
jaar bij een deel van het voortgezet onderwijs (havo/vwo of vmbo-tl of vmbo b/k) onderzoek
bij 130 afdelingen. Een dergelijk onderzoek leidde niet tot een kwaliteitsuitspraak
per afdeling, maar alleen tot uitspraken op stelselniveau.
Met ingang van 1 januari 2013 wordt jaarlijks bij ongeveer 240 afdelingen, verspreid
over alle schoolsoorten, een kwaliteitsonderzoek in het kader van stelseltoezicht
verricht. Elke afdeling wordt daartoe op een vaste set aan indicatoren beoordeeld
en ontvangt op basis daarvan een rapport. Dit rapport kan aanleiding zijn voor aanpassing
van het toezichtarrangement.
Hoewel het Toezichtkader tot stand is gekomen na intensief overleg met de sector en
na een aantal pilots, zou onverkorte invoering en toepassing van het nieuwe Toezichtkader
onverwachte en ongewenste effecten kunnen hebben. Er is dan ook besloten dat de stelselonderzoeken
die begin 2013 plaatsvinden, in eerste instantie niet zullen leiden tot eventuele
aanpassing van het toezichtarrangement. Deze onderzoeken worden benut voor de vaststelling
van de beslisregels die bepalen of er aanleiding is om het toezichtarrangement aan
te passen.
Het Toezichtkader is aangevuld met indicatoren ten aanzien van leraarschap en het
bestaande toezichtkader voor het financieel toezicht. Tevens zijn onderdelen van het
Toezichtkader aangepast op inzichten rond opbrengstgericht werken en excellentie.
Voor PO blijft het Toezichtkader dat in juni aan uw Kamer is aangeboden gelden. Zoals
daarin is aangekondigd, krijgt het toezicht op het leraarschap voor wat betreft de
sector PO voorlopig een plek in een separaat kader. Bij een volgende herziening van
het kader voor PO worden zowel het toezicht op het leraarschap als het financieel
toezicht in het kader geïntegreerd.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer