31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2012

Hierbij ontvangt u het Toezichtkader VO 2013 dat is vastgesteld door de Inspecteur-generaal van het Onderwijs en door mij is goedgekeurd.1)

Het afgelopen anderhalf jaar is in overleg met de sector gewerkt aan een nieuw Toezichtkader 2013 VO. Het resultaat is een verbeterd kader dat meer recht doet aan verschillen tussen scholen. De aanpassingen betreffen met name de uitwerking van de wijzigingen van de Wet op het onderwijstoezicht (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 195). Het accent is nu nadrukkelijker komen te liggen op toezicht op de effectiviteit van het onderwijs.

Er is voor gekozen om niet langer een gezamenlijk Toezichtkader PO/VO te hebben. Het Toezichtkader PO/VO 2012 blijft van kracht voor het primair onderwijs en voor de scholen voor voortgezet onderwijs die reeds voor 1 januari 2013 in een traject van aangepast toezicht zitten.

De aanpassingen laten zich samenvatten als toezicht dat selectief en risicogericht is, aansluit bij de verantwoordelijkheid van bestuurders, een waarborgfunctie vervult en de kwaliteit bevordert. Het toezicht wordt ook preventiever van aard. Meer aandacht wordt gericht op de scholen waar de opbrengsten (nog) niet onvoldoende zijn, maar wel onder druk staan. Ook wordt er eerder op basis van andere signalen dan alleen opbrengsten een onderzoek ingesteld.

Het kwaliteitsonderzoek wordt meer maatwerk per school, met aandacht voor de context van deze school. In de communicatie over de onderzoeksresultaten is de focus niet alleen gericht op tekortkomingen, maar ook op wat goed gaat op een school.

Ieder jaar bedeelt de inspectie in het kader van het risicogerichte toezicht aan alle scholen toezichtarrangementen toe. Scholen die door een ondergrens zakken krijgen een kwaliteitsonderzoek dat kan leiden tot een aangepast arrangement.

Daarnaast verricht de inspectie het zogenoemde stelseltoezicht om uitspraken te kunnen doen over het gehele stelsel. Tot nu toe verrichtte de inspectie in dit kader elk jaar bij een deel van het voortgezet onderwijs (havo/vwo of vmbo-tl of vmbo b/k) onderzoek bij 130 afdelingen. Een dergelijk onderzoek leidde niet tot een kwaliteitsuitspraak per afdeling, maar alleen tot uitspraken op stelselniveau.

Met ingang van 1 januari 2013 wordt jaarlijks bij ongeveer 240 afdelingen, verspreid over alle schoolsoorten, een kwaliteitsonderzoek in het kader van stelseltoezicht verricht. Elke afdeling wordt daartoe op een vaste set aan indicatoren beoordeeld en ontvangt op basis daarvan een rapport. Dit rapport kan aanleiding zijn voor aanpassing van het toezichtarrangement.

Hoewel het Toezichtkader tot stand is gekomen na intensief overleg met de sector en na een aantal pilots, zou onverkorte invoering en toepassing van het nieuwe Toezichtkader onverwachte en ongewenste effecten kunnen hebben. Er is dan ook besloten dat de stelselonderzoeken die begin 2013 plaatsvinden, in eerste instantie niet zullen leiden tot eventuele aanpassing van het toezichtarrangement. Deze onderzoeken worden benut voor de vaststelling van de beslisregels die bepalen of er aanleiding is om het toezichtarrangement aan te passen.

Het Toezichtkader is aangevuld met indicatoren ten aanzien van leraarschap en het bestaande toezichtkader voor het financieel toezicht. Tevens zijn onderdelen van het Toezichtkader aangepast op inzichten rond opbrengstgericht werken en excellentie. Voor PO blijft het Toezichtkader dat in juni aan uw Kamer is aangeboden gelden. Zoals daarin is aangekondigd, krijgt het toezicht op het leraarschap voor wat betreft de sector PO voorlopig een plek in een separaat kader. Bij een volgende herziening van het kader voor PO worden zowel het toezicht op het leraarschap als het financieel toezicht in het kader geïntegreerd.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

1) Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven