Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Hierbij informeer ik u over de adviesvraag die ik vandaag aan de Commissie beoordeling
uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef heb gezonden. De reden waarom
ik deze commissie heb gevraagd mij te adviseren is gelegen in het feit dat ik overweeg
het besluit te nemen om aan de opleidingen die de Islamic University of Applied Sciences
Rotterdam (hierna: IUASR) verzorgt, het recht te ontnemen wettelijke graden te verlenen.
Dit omdat de rector van deze niet-bekostigde hoger onderwijsinstelling, de heer Ahmet
Akgündüz, onlangs publiek naar verluidt uitspraken heeft gedaan die mogelijk niet
stroken met de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen.
Met de inwerkingtreding van de Wet bescherming namen en graden hoger onderwijs is
een jaar geleden in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna:
WHW) vastgelegd dat ook niet-bekostigde instellingen weer moeten voldoen aan de wettelijke
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen. Dit houdt
ten minste in dat de instelling, met inbegrip van degenen die de instelling formeel
of informeel vertegenwoordigt, zich onthoudt van discriminatoire gedragingen en uitlatingen.
Ook uit andere zeer ernstige gedragingen en uitlatingen die ingaan tegen de kernwaarden
van de democratische rechtsstaat – indertijd is als voorbeeld het «oproepen tot de
gewapende jihad» gebruikt – kan blijken dat de instelling niet langer voldoet aan
deze verplichting. Wanneer wordt overwogen om bij een instelling in te grijpen vanwege
het niet langer voldoen aan de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
van studenten te bevorderen, moet een aantal stappen worden gezet. Deze stappen zijn
met uw Kamer en met de Eerste Kamer besproken tijdens de behandeling van de genoemde
wet en overeenkomstig vastgelegd in de Regeling Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef (hierna: regeling). In artikel 6.11 van de WHW is geregeld
dat er een commissie van advies moet zijn die tot taak heeft een advies te geven.
Dit is de Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Deze heb ik gevraagd mij te adviseren. In de eerste stap zal de commissie beoordelen
of de uitspraken discriminatoir zijn in de zin van bestaande wet- en regelgeving of
anderszins flagrant in strijd zijn met de kernwaarden van de Nederlandse democratische
rechtsstaat. In de tweede stap zal de commissie beoordelen of de uitlatingen, gelet
op de context waarin deze zijn gedaan, vallen onder een grondrecht, de academische
vrijheid of een ander fundamenteel recht en zal zij mij adviseren hoe de betrokken
(grond)rechten tegen elkaar moeten worden afgewogen.
Conform de regeling heb ik de commissie verzocht om het advies in deze zaak binnen
drie maanden uit te brengen. Indien de bij de advisering te betrachten zorgvuldigheid
daartoe aanleiding geeft, kan deze termijn met maximaal drie maanden worden verlengd.
Het advies van de commissie is zwaarwegend. Indien de commissie tot de conclusie komt
dat sprake is van discriminatoire uitlatingen of uitlatingen die anderszins flagrant
in strijd zijn met de kernwaarden van de Nederlandse democratische rechtsstaat, zal
ik in de derde stap beoordelen of de uitlatingen aan de instelling zijn toe te schrijven.
Indien dat het geval is, zal ik in de vierde stap de instelling een waarschuwing geven
(conform artikel 6.10, vierde lid, WHW). In dat geval zal ik uw Kamer, zoals toegezegd
bij de behandeling van de genoemde wet, (al dan niet vertrouwelijk) informeren. Indien
de instelling niet binnen de in de waarschuwing gestelde termijn van ten minste drie
maanden gevolg geeft aan mijn waarschuwing, kan ik in de vijfde stap het recht om
wettelijke graden te verlenen aan de opleidingen van de IUASR ontnemen op basis van
artikel 6.10, eerste lid van de WHW. De instelling maakt dan niet langer onderdeel
uit van het Nederlandse stelsel van hoger onderwijs.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven