Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2018
Via deze brief wil ik uw Kamer inlichten over de procesaanpak voor de uitwerking van
mijn visie op internationalisering in het hoger onderwijs. Ik ga eerst in op de uitgangspunten
die het kabinet hierbij hanteert. Daarna geef ik aan op welke wijze ik hieraan verder
gestalte wil gaan geven, zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg aangaande de
Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad van 15 november 2017.
In het regeerakkoord staat dat het kabinet scherper zal gaan toezien op de naleving
van de wet dat opleidingen alleen Engelstalig zijn wanneer dit een toegevoegde waarde
heeft, de kwaliteit van het Engels van voldoende niveau is en er in voldoende mate
Nederlandstalige opleidingen zijn. Ook heeft dit kabinet aangegeven een internationaliseringsaanpak
in het onderwijs voor te staan waarbij zo veel mogelijk studenten de mogelijkheid
krijgen om een internationale ervaring op te doen. Daarnaast moet het Nederlandse
onderwijs aantrekkelijk blijven voor alle studenten, Nederlandse en internationale,
met behoud van de toegankelijkheid.
Ik wil de komende tijd benutten om goed in kaart te brengen hoe de internationalisering
van het hoger onderwijs zich ontwikkelt. Internationalisering heeft een meerwaarde
voor het hoger onderwijs, maar onderwijskwaliteit en toegankelijkheid staan voor mij
voorop. Het mag naar mijn mening niet zo zijn dat internationale studenten worden
aangetrokken louter omdat zij meetellen in de studentenaantallen. Internationalisering
is geen doel op zich. Ten aanzien van Engelstaligheid hecht ik er dan ook aan dat
onderwijsinstellingen niet kiezen voor het Engels als daar geen goede, aan de kwaliteit
gerelateerde, reden voor is. Ik wil nagaan of instellingen de keuze voor het Engels
zorgvuldig en weloverwogen maken en ik wil met instellingen in gesprek over deze ontwikkeling.
Ik hecht er ook aan dat instellingen met elkaar het gesprek aangaan.
Aan de uitwerking van bovengenoemde uitgangspunten ga ik de komende maanden gestalte
geven. Het is mij niet ontgaan dat internationalisering en onderwerpen die daarmee
te maken hebben, zoals het taalbeleid op instellingen, niet alleen in bestuurskamers
of in de collegezaal aan de orde komen. Er is een breder maatschappelijk debat ontstaan
over het hoe en waarom van internationalisering. Daarom ga ik in het voorjaar een
aantal werkbezoeken afleggen aan hoger onderwijsinstellingen om met direct betrokkenen
zoals docenten en studenten van gedachten te wisselen. Uiteraard zal ik ook het gesprek
aangaan met de VH, de VSNU, studentenbonden en Nuffic.
Daarnaast verwacht ik dat de uitkomst van diverse nog onderhanden onderzoeken kan
bijdragen aan de inhoud van mijn visiebrief. Dit betreft onder meer een advies van
de Onderwijsraad, een onderzoek naar taalbeleid door het SCP (als vervolg op de KNAW-verkenning
«Nederlands en/of Engels? Taalkeuze met beleid in het Nederlands hoger onderwijs»
die bij brief van 11 juli 2017 aan uw Kamer aangeboden is) en een internationaliseringsagenda
van de VSNU en de VH, waarin in samenspraak met andere stakeholders aandacht wordt
besteed aan ontwikkelingen en randvoorwaarden voor internationalisering.
De uitkomsten van deze onderzoeken en gesprekken wil ik meenemen in mijn visiebrief.
Daarom deel ik in deze brief over de procesaanpak een aantal uitgangspunten met u,
maar kan ik nog niet de hoofdlijnen van mijn visiebrief uiteenzetten, zoals de vaste
commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mij heeft verzocht (bij brief van
1 februari 2018). In het licht van een eerder verzoek van de vaste commissie voor
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (bij brief van 18 januari 2018) streef ik ernaar
dit proces begin juni af te ronden. Voor het zomerreces kan dan nog een Algemeen Overleg
over internationalisering in het hoger onderwijs plaatsvinden. Daarbij wil ik wel
opmerken dat het SCP-rapport dat de relatie tussen het taalbeleid en de toegankelijkheid
van het hoger onderwijs onderzoekt, dan nog niet afgerond zal zijn.
Over het thema Engels in het hoger onderwijs staat op 14 maart een Algemeen Overleg
gepland, waarvoor de eerder genoemde KNAW-verkenning en de kabinetsreactie daarop
als basis kan dienen. Uit die verkenning volgt dat in het collegejaar 2015/2016 aan
universiteiten 20% van de bacheloropleidingen Engelstalig is, en 69% van de masters.
In het hbo betreft dit 6% van de bacheloropleidingen en 25% van de masters. Overige
cijfers, inclusief een uitsplitsing naar sector en naar instelling, kunt u vinden
in de eerder genoemde KNAW-verkenning. Daarnaast heeft u (bij brief van 20 december
2017) mijn antwoorden ontvangen op vragen van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap over dit rapport.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven