Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juni 2016
Met uw brief d.d. 28 april 2016 heeft u mij verzocht te reageren op het onderzoek
«De promovendus als docent» van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN) en het Interstedelijk
Studentenoverleg (ISO). In dit onderzoek geven het PNN en het ISO aan dat er te weinig
aandacht is voor scholing en begeleiding bij de onderwijstaken van promovendi.
De belangrijkste conclusie van het onderzoek onder 257 promovendi is dat een groot
deel van de ondervraagde promovendi, namelijk 46 procent, aangeeft dat de scholing
en begeleiding bij het geven van onderwijs onvoldoende is. Daarnaast geeft 35 procent
van de ondervraagde promovendi aan dat zij zonder enige scholing zijn begonnen met
het geven van onderwijs. Ook komt naar voren dat 70 procent van de promovendi meer
tijd aan onderwijs besteedt dan waar zij voor betaald krijgt. Positief is dat veel
promovendi het geven van onderwijs leuk en belangrijk vinden. Het PNN en het ISO pleiten
er gezamenlijk voor dat het voor universiteiten verplicht wordt scholing aan te bieden
voor promovendi die dit nodig hebben om goed voorbereid onderwijs te geven. Daarnaast
vinden het PNN en het ISO dat er op universiteiten structureel beleid moet komen waarin
onder andere het belang van begeleiding en feedback tijdens het geven van onderwijs
wordt verankerd.
Ik vind dit rapport een belangrijk signaal dat door de universiteiten zeer serieus
moet worden genomen. Iedere student heeft namelijk recht op een docent die goed is
voorbereid op het geven van onderwijs. Elke docent, dus ook een promovendus met onderwijstaken,
moet goed voorbereid worden op het geven van onderwijs. Daar is goede begeleiding
en voldoende tijd essentieel voor. In de strategische agenda «De waarde(n) van weten»
heb ik kwalitatief goede docenten als belangrijke factor voor goed onderwijs genoemd
(Kamerstuk 31 288, nr. 481). De kwaliteit van het onderwijs is voor mij een topprioriteit.
Behalve dat studenten baat hebben bij promovendi die goed zijn voorbereid op het geven
van onderwijs, is het ook goed voor de ontwikkeling van de promovendus zelf. In Nederland
kennen we in het wetenschappelijk onderwijs een structurele en sterke verwevenheid
tussen het onderwijs en onderzoek. Vanwege die verwevenheid vind ik het goed dat een
groot aantal promovendi naast hun onderzoekstaken ook een deel van hun tijd besteedt
aan het geven van onderwijs. In een recent rapport van de KNAW, «Promoveren werkt»1, wordt ook de noodzaak aangegeven om promovendi beter voor te bereiden op een loopbaan
buiten de wetenschap. Het behalen van een onderwijskwalificatie past bij dat streven.
De universiteiten zijn primair zelf verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid en strategisch
personeelsbeleid. Daarmee dragen zij dus ook de verantwoordelijkheid over de wijze
waarop promovendi voorbereid en begeleid worden bij hun onderwijstaken. De VSNU erkent
dat promovendi scholing en begeleiding moeten krijgen, passend bij hun onderwijstaken.
Eveneens heeft de VSNU aangegeven dat voldoende ruimte voor de uitvoering van onderwijstaken,
naast onderzoekstaken en valorisatie, expliciet een punt van aandacht is voor de universiteiten.
De kwaliteit van docenten is de kern van de kwaliteit van het hoger onderwijs. Dit
onderzoek is een niet te negeren signaal voor universiteiten. Ik besef dat het aan
instellingen is om het thema docentprofessionalisering verder op te pakken en merk
aan hun reacties dat ze hieraan invulling willen geven. Vanwege het belang van het
onderwerp en de mogelijkheden om als instellingen van elkaar te leren, wil ik het
brede thema docentprofessionalisering bespreken met de rectores magnifici om concrete
afspraken te maken. Daarmee wordt dan ook uitwerking gegeven aan het KNAW-rapport
«Promoveren werkt». Ook kom ik voor de zomer met een brief aan uw Kamer over het belang
van diversiteit in loopbaanpaden van wetenschappelijk talent, uitgaande van de vierslag
onderzoek, onderwijs, valorisatie en bestuur.
Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat onderwijs een kerntaak is van universiteiten
en zij het aan hun studenten verplicht zijn om goed onderwijs te verzorgen. Dat kan
alleen als hun docenten, ook als het om promovendi met onderwijstaken gaat, daar goed
op voorbereid zijn.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker