31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 256 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2012

Zoals ik in mijn brief van 17 januari jl. over de staat van het hoger beroepsonderwijs (Kamerstuk 31 288, nr. 253, vergaderjaar 2011–2012) heb toegezegd, ontvangt u hierbij het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna te noemen: de Inspectie) over de kwaliteit van het onderwijs bij de Hogeschool voor de Kunsten Codarts1 en mijn beleidsreactie daarop.

Ik reageer hierbij tevens op het verzoek (van 17 november 2011) van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om in te gaan op een brief van een signaalgever over mogelijke misstanden bij Codarts en op het artikel over Codarts in de Volkskrant van 11 november 2011.

Bevindingen uit het onderzoek

Werkwijze

De Inspectie heeft in de periode november 2010 – september 2011 signalen ontvangen van twintig personen, onder wie zowel «klokkenluiders» (werknemers) als «signaalgevers» (afgestudeerden, ex-medewerkers en externe betrokkenen). Voorafgaand aan het onderzoek heeft de Inspectie met zestien van hen gesprekken gevoerd. Vervolgens heeft de zij gesprekken gevoerd met College van Bestuur, Raad van Toezicht, docenten en managers. Op 20 oktober 2011 is het vooronderzoek afgesloten met de conclusie dat er reden was tot onderzoek over te gaan. Uit de signalen en uit het vooronderzoek bleek namelijk dat bij Codarts sprake was van grote interne tegenstellingen. Dit heeft ertoe geleid dat de Inspectie gekozen heeft voor een werkwijze waarbij het onderzoek los van alle partijen is uitgevoerd. Mede op aandringen van de instelling heeft de Inspectie besloten het onderzoek zo snel mogelijk uit te voeren, namelijk van 31 oktober tot en met 4 november 2011.

Onderzoeksactiviteiten

De onderzoeksactiviteiten van het Inspectieteam bestonden uit analyse van de administratie (het studievoortgangsregistratiesysteem Osiris, studentendossiers, dossiers examencommissies) en analyse van documenten (onderwijs- en examenregelingen, accreditatierapporten). Daarnaast heeft de Inspectie gesprekken gevoerd met tientallen personen die op de een of andere manier betrokken zijn bij het onderwijs binnen Codarts: docenten, ondersteunend personeel, managers, studenten, medezeggenschapsraad, examencommissie, vertrouwenspersonen.

Conclusie

De Inspectie constateert dat de waarborgen voor het eindniveau van de afgestudeerden bij Codarts op korte termijn verbeterd dienen te worden; de Inspectie heeft op dit moment echter geen reden te twijfelen aan het gerealiseerde artistieke eindniveau.

De conclusie dat de waarborgen voor het eindniveau op korte termijn verbeterd dienen te worden, is gebaseerd op de volgende constateringen:

  • 1. Het interne toezicht heeft interne bestuurlijke problemen te lang laten voortbestaan.

  • 2. De nieuwe centrale examencommissie vervult nog niet overal binnen de instelling de rol die volgens de WHW sinds 1 september 2010 van examencommissies wordt verwacht.

  • 3. De positie van de theoretische vakken is bij sommige opleidingen goed verankerd, maar er zijn ook opleidingen waarin deze vakken incidenteel in het gedrang zijn gekomen.

  • 4. De administratie van de studievoortgang en de schriftelijke onderbouwing van vrijstellingen schieten ernstig tekort.

De conclusie dat er geen aanleiding is te twijfelen aan het gerealiseerde artistieke eindniveau baseert de Inspectie op de volgende argumenten:

  • 1. Er is strenge selectie aan de poort.

  • 2. Er is sprake van consequente toepassing van het «veel-ogen-en-orenprincipe» bij beoordeling en toetsing.

  • 3. De afsluiting van de opleidingen bestaat uit een openbaar eindexamen (dat verschillende verschijningsvormen kent) met een publiek optreden waarbij het werkveld vertegenwoordigd is.

  • 4. Codarts heeft een grote aantrekkingskracht op getalenteerde buitenlandse studenten van veel verschillende nationaliteiten.

  • 5. De positie van Codarts-afgestudeerden in het werkveld is vergelijkbaar met die van afgestudeerden van andere Nederlandse kunstvakhogescholen.

Beleidreactie en vervolg

Ik hecht eraan om kort weer te geven welke stappen er de afgelopen tijd al zijn gezet. Naar aanleiding van het Inspectierapport naar alternatieve afstudeertrajecten en publicaties in de pers met kritische vragen over studentendossiers heeft Codarts medio 2011 zelf onderzoek geïnitieerd naar de administratie van de studievoortgang en de stand van zaken met betrekking tot de studentendossiers. Uit een eerste audit bleek dat er inderdaad zeer veel te verbeteren viel in de administratieve processen. Het management heeft vervolgens een taskforce Studentendossiers in het leven geroepen die een uitgebreide interne audit heeft uitgevoerd. 169 dossiers zijn uitgebreid onderzocht. Codarts had dus vóór de start van het Inspectieonderzoek vastgesteld dat sprake was van ernstige tekortkomingen op het gebied van de administratie van de studievoortgang.

Naar aanleiding van de signalen over de bestuurscultuur binnen de instelling en de publiciteit daarover is de voorzitter van het College van Bestuur op 21 september 2011 tijdelijk teruggetreden. Op 10 november 2011 is de voorzitter van de Raad van Toezicht afgetreden.

Inmiddels zijn een nieuwe tijdelijke voorzitter van het College van Bestuur en een nieuwe tijdelijke voorzitter van de Raad van Toezicht aangetreden. Verder wordt in de komende periode de nog aanwezige vacature bij de Raad van Toezicht ingevuld op voordracht van de Medezeggenschapsraad.

Ik acht van groot belang dat de instelling zelf actief bezig is met het verhogen en het borgen van de kwaliteit en de daarvoor benodigde maatregelen neemt.

De kwaliteit van het diploma mag niet ter discussie staan. Het is dan ook goed om te vernemen dat de Inspectie op dit moment geen aanleiding ziet om te twijfelen aan het gerealiseerde artistieke eindniveau van de afgestudeerden. Dit is een belangrijk gegeven voor de zittende studenten, de afgestudeerden en de docenten.

De Inspectie constateert echter wel dat de waarborgen voor de kwaliteit van het onderwijs verbeterd dienen te worden. En ze bevestigt met de uitkomst van dit onderzoek dat er binnen Codarts grote tegenstellingen zijn en dat het noodzakelijk is de organisatiecultuur binnen Codarts te verbeteren. Een organisatiecultuur die uitnodigt tot openheid in een sfeer waarin tekortkomingen bespreekbaar zijn en ook worden opgepakt. De Inspectie constateert dat het topmanagement en de Raad van Toezicht de interne bestuurlijke problemen te lang hebben laten voortbestaan. De teruggetreden voorzitter van het College van Bestuur heeft naar het oordeel van de Inspectie te weinig weerwoord gekregen van de naaste omgeving, te weten de overige leden van het topmanagement en de Raad van Toezicht. De Inspectie vraagt zich eveneens af hoe goed de toenmalige Raad van Toezicht geïnformeerd is over wat er binnen de instelling werkelijk speelt. Het lijkt er op dat het College van Bestuur de Raad van Toezicht selectief heeft geïnformeerd door de nadruk op successen te leggen, de zonnige kant van zaken te belichten en probleemsituaties zo min mogelijk onder de aandacht te brengen.

In dat licht bezien, ben ik van mening dat de wijzigingen die zich hebben voorgedaan in het bestuur van de instelling de juiste zijn.

De conclusies en aanbevelingen die de Inspectie beschrijft, neem ik over. Dat betekent het volgende:

  • 1. Vervolgtoezicht. De Inspectie heeft Codarts gevraagd uiterlijk 1 maart 2012 een verbeterplan aan te leveren waarin duidelijk wordt beschreven op welke wijze de geconstateerde tekortkomingen zullen worden weggewerkt. De Inspectie zal de uitvoering van het verbeterplan van nabij volgen. Begin 2013 zal de Inspectie opnieuw onderzoek doen om na te gaan of de tekortkomingen daadwerkelijk zijn weggewerkt.

  • 2. Positie theoretische vakken. De Inspectie zal de NVAO vragen bij de komende accreditaties gericht aandacht te besteden aan de positie van de theoretische vakken. Daar waar dit aspect het meeste aandacht vraagt – de Dans – is dit onmiddellijk aan de orde aangezien de voorbereidingen voor de volgende accreditatieronde in volle gang zijn.

Tot slot loopt er nog een separaat onderzoek naar mogelijke financiële onrechtmatigheden. De brief van een signaalgever die ik van u heb ontvangen, maakt ook deel uit van dit onderzoek.

De Inspectie zal mij daarover nader informeren. Ik zal u op zo kort mogelijke termijn na ontvangst van de Inspectierapportage van de eventuele consequenties op de hoogte brengen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven