Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 januari 2015
In uw brief van 19 november jl. heeft u mij gevraagd u te informeren over de adoptiekinderen
die het land van herkomst niet mogen uitreizen in verband met visumverplichtingen.
Hoewel u in uw brief niet specifiek aangeeft op welk land uw vraag betrekking heeft,
ga ik ervan uit dat u onder andere doelt op de problemen die momenteel spelen met
betrekking tot het uitreizen van Congolese adoptiekinderen uit de Democratische Republiek
Congo (DRC) en Nicaragua. Hierbij informeer ik u over de stand van zaken met betrekking
tot deze adopties en de problemen die ondervonden worden met de uitreis van de kinderen.
Per 25 september 2013 heeft het Congolese Direction General Migration (DGM) alle interlandelijke
adopties opgeschort voor de duur van ten minste één jaar. De Congolese autoriteiten
hebben aangegeven dat zij misstanden in landen van opvang hebben geconstateerd en
zij willen hier nader onderzoek naar verrichten. Eind september 2014 heeft DRC aangekondigd
de opschorting voor onbepaalde duur te verlengen totdat in ieder geval nieuwe (adoptie)wetgeving
van kracht wordt.
Deze opschorting treft 30 kinderen die door 13 Nederlandse ouderparen zijn geadopteerd
conform Congolees recht. Vanwege de opschorting kunnen deze kinderen niet met hun
adoptiefouders worden verenigd omdat het verantwoordelijke Congolese ministerie niet
meewerkt aan het afgeven van uitreisdocumenten voor deze kinderen.
Om deze schrijnende situatie op te lossen zijn vanaf de opschorting meerdere (diplomatieke)
acties ondernomen, die tot op heden helaas niet tot het gewenste resultaat hebben
geleid, namelijk de overkomst van de kinderen.
Zoals bij u bekend ben ik op 18 december jl. naar Congo gereisd om de schrijnende
situatie met de Ministers van Justitie, Binnenlandse Zaken en Gender, Familie en Kinderen
te bespreken. Daarnaast heb ik gesproken met de directeur-generaal van DGM en de voorzitter
van het Lager Huiscomité voor sociaal economische zaken. Ook heb ik gesproken met
de ambassadeurs van Frankrijk, Verenigde Staten, Canada, Italië en België. Deze landen
bevinden zich momenteel in eenzelfde situatie als Nederland.
Het werkbezoek heeft duidelijkheid gegeven over de reden van opschorting door de Congolese
autoriteiten. Er zou worden «door-geadopteerd» waardoor kinderen terecht kwamen bij
ouders die conform de Congolese wet- en regelgeving niet voor adoptie in aanmerking
zouden komen. Ook heeft Congo geconstateerd dat er in sommige situaties sprake is
geweest van kinderhandel. Ik hecht eraan te benadrukken dat de deze signalen geen
betrekking hebben op Nederland.
Ook Congo benadrukt dit. Uit de gesprekken is gebleken dat Congo zich ervan bewust
is dat het belang van de kinderen niet gediend is bij een te lang verblijf in de kindertehuizen.
Echter, het belang van zorgvuldige procedures prevaleert. Dit standpunt deel ik met
de Congolese autoriteiten. Omdat ik ervan overtuigd ben dat er van Nederlandse zijde
sprake is van zorgvuldige procedures heb ik de directeur van DGM uitgenodigd met als
doel zijn ongerustheid weg te nemen door voorgelicht te worden over de Nederlandse
adoptieprocedures. Daarnaast gaan de vier betrokken Congolese bewindslieden met elkaar
in overleg om te bespreken hoe zij om willen gaan met de kinderen waarvan de adoptieprocedure
reeds is afgerond in Congo. Aangegeven is dat elk adoptiedossier opnieuw beoordeeld
en bekeken zal worden in de komende tijd. De directeur-generaal van DGM heeft aangegeven
serieus te overwegen om een uitzondering te verlenen voor twee kinderen waarvoor medische
behandeling noodzakelijk is en waarvan de behandeling niet in Congo gegeven kan worden.
Echter, dit biedt geen garantie dat deze betreffende kinderen daadwerkelijk naar Nederland
kunnen overkomen op korte termijn. Hiervoor is Nederland afhankelijk van de bereidheid
van Congo om deze kinderen naar Nederland over te laten komen.
Op 22 december jl. heb ik met alle betrokken ouders gesproken en heb ik hen geïnformeerd
over de uitkomsten van mijn werkbezoek. Zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn met betrekking
tot de opschorting van interlandelijke adopties uit Congo zal ik u daar nader over
informeren.
Navraag bij uw commissie leert dat de vraag in uw brief ook ziet op een situatie in
Nicaragua waar adoptiefouders problemen hebben om met hun kind het land te verlaten.
Inmiddels heb ik van het Ministerie van Buitenlandse Zaken begrepen dat deze zaak
inmiddels is opgelost en afgehandeld.
Met deze brief beschouw ik de toezegging aan D66 en de SGP om de Kamer te informeren
over de stand van zaken van het werkbezoek aan Congo als afgedaan.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven