31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 296 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag 28 januari 2019

Op 24 januari jl. heeft uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat mij verzocht u te informeren over de stand van zaken van de hervorming van de salderingsregeling. Bij dezen voldoe ik – mede namens de Staatssecretaris van Financiën – aan dit verzoek.

In de brief aan uw Kamer van 15 juni 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 287) heb ik aan u gemeld dat de salderingsregeling wordt omgevormd in een terugleversubsidie. Bij de nadere uitwerking van de terugleversubsidie, in nauw overleg met de betrokken partijen, is de afgelopen maanden echter gebleken dat de uitvoering complexer is dan in eerste instantie gedacht. Verschillende partijen hebben inmiddels hun ernstige zorgen over de uitvoering van de terugleversubsidie met mij gedeeld. Momenteel onderzoek ik hoe de zorgen met betrekking tot de uitvoering kunnen worden weggenomen, dan wel of er een werkbaar alternatief instrument kan worden vormgegeven.

In het AO van 5 september 2018 (Kamerstuk 32 813, nr. 198) heb ik reeds aangegeven dat ik er een hard hoofd in heb dat de nieuwe regeling per 1 januari 2020 in werking kan treden. Dat blijkt gezien de zorgen over de uitvoerbaarheid inderdaad niet meer haalbaar. Mijn doel is een start van de nieuwe regeling per 1 januari 2021.

Het is mijn streven om aan het einde van het eerste kwartaal van 2019 met een concreet uitgewerkt voorstel voor de omvorming van de salderingsregeling te komen. Duidelijkheid op deze termijn is nodig om tijdig een wetswijziging en de implementatie van de nieuwe regeling te kunnen realiseren.

In de brief van 15 juni 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 287) heb ik ook toegezegd om bij de vormgeving van de nieuwe regeling rekening te houden met ten minste de doelgroepen utiliteit en energiecoöperaties. Vanuit praktisch oogpunt blijf ik streven naar een regeling die zoveel mogelijk doelgroepen kan bedienen.

Daarmee beoog ik ook invulling te geven aan de afspraak uit het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) om te komen tot een regeling voor energiecoöperaties die het mogelijk maakt dat omwonenden makkelijker kunnen participeren in duurzame energieprojecten in hun directe omgeving. Daarom zal ik ook nu in de verdere uitwerking onderzoeken in hoeverre de nieuwe regeling een adequate stimulans voor deze doelgroepen biedt.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven