Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 31239 nr. 285 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 31239 nr. 285 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 mei 2018
Hierbij stuur ik u het eindverslag van de commissie Additionele Innovatie Projecten (commissie AIP) toe1. De commissie AIP heeft in het kader van het Convenant Kerncentrale Borssele (Stcrt. 2006, nr. 136) toezicht gehouden op de gemaakte afspraken om additionele CO2-besparing te realiseren.
Naast het eindverslag van de commissie AIP heb ik in april 2018 additionele informatie van PZEM en RWE over het investeringsfonds ontvangen.
Convenant Kerncentrale Borssele
In het Borsseleconvenant is overeengekomen dat de kerncentrale in Borssele in bedrijf kan blijven tot 2034 indien de centrale blijft behoren tot de 25% veiligste watergekoelde en watergemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada en dat de aandeelhouders van de vergunninghouder N.V. EPZ, te weten PZEM Energy B.V. en Essent Energie B.V. (in 2011 overgenomen door RWE), extra inspanningen zullen plegen om additionele C02-besparingen te realiseren.
Als invulling van de afspraken over additionele C02-besparing zijn de volgende doelen in het convenant opgenomen, die PZEM en RWE gezamenlijk, naar rato van hun aandeelhouderschap in EPZ, dienen te verwezenlijken:
• € 200 miljoen aan investeringen in additionele innovatieve projecten, die bijdragen aan een duurzame energiehuishouding in Nederland (artikel 8 van het convenant);
• 0,47 Mton aan additionele besparing van CO2 als gevolg van deze additionele innovatieve projecten (artikel 7);
• € 50 miljoen aan investeringen in een fonds gericht op de financiering van innovatieve duurzame projecten (artikel 9).
Initieel waren de te realiseren emissiereductie en het investeringsbedrag gelijkelijk verdeeld over RWE en PZEM. Door de transactie in 2011, waarin PZEM 70% en RWE 30% van het aandeel in EPZ verkreeg, is de verplichting navenant gewijzigd. PZEM dient € 140 miljoen te investeren en 329 kiloton per jaar aan emissiereductie te realiseren, RWE € 60 miljoen en 141 kiloton per jaar.
Additionele Innovatieve Projecten
De projecten die door PZEM en RWE zijn ingediend om aan de investeringsverplichting zoals bedoeld in artikel 8 van het convenant te voldoen, zijn beoordeeld door de daartoe ingestelde onafhankelijke commissie AIP. De commissie AIP stelt vast of een project als additioneel innovatief wordt aangemerkt en kent aan dat project de hoeveelheid vermeden CO2-uitstoot ten opzichte van de reguliere situatie toe.
De commissie AIP heeft in totaal 16 goedkeurende projectverklaringen verstrekt, te weten 9 aan PZEM, 5 aan RWE en 2 aan PZEM en RWE gezamenlijk. Een groot aantal van deze beoordeelde projecten is echter niet tot (volledige) realisatie gekomen. In haar eindverslag schrijft de commissie hierover dat, door het veranderde economische tij sinds het aangaan van het Convenant, PZEM en RWE terughoudender zijn geworden met het initiëren van nieuwe projecten en ook de in gang gezette projecten hierdoor niet of deels niet konden worden gerealiseerd. Daarbij heeft volgens de commissie ook meegespeeld dat de voorziene basis van een winstgevende exploitatie van de kerncentrale wegviel door de verslechterde omstandigheden op de elektriciteitsmarkt.
Uit het eindverslag van de commissie blijkt dat gezamenlijke verplichting om € 200 miljoen te investeren in additionele innovatie projecten ruimschoots gehaald is (realisatie: € 312, 1 miljoen), maar dat de gezamenlijke verplichting tot 0,47 Mton aan CO2-vermindering niet is gehaald (realisatie: 0,26 Mton). De commissie plaatst daarbij de kanttekening dat ze de ombouw van de Amer kolencentrale tot een hybride installatie – wat op zichzelf tot een additionele CO2-besparing moet leiden van 0,5 Mton – niet heeft kunnen meenemen in haar eindverslag vanwege de gestelde einddatum van de commissie op 1 juli 2017.
Uit het eindverslag blijkt verder dat op individueel bedrijfsniveau RWE ruimschoots heeft voldaan aan zowel haar financiële verplichting als aan haar CO2-reductieverplichting, maar dat PZEM noch aan haar financiële verplichting noch aan haar CO2-reductieverplichting heeft voldaan.
Investeringsfonds voor innovatieve duurzame projecten
In 2007 is het SET-fonds opgericht voor de financiering van innovatieve projecten die een bijdrage leveren aan een duurzame energiehuishouding. Het fonds omvat twee deelfondsen (SET I en SET II). Per 31 december 2017 is door PZEM en RWE in totaal € 54,9 miljoen toegezegd aan beide fondsen. Daarvan is € 49,0 miljoen reeds geïnvesteerd door beide fondsen. De grens van € 50 miljoen aan investeringen wordt naar verwachting dit jaar nog overschreden. Hiermee voldoen Convenantspartijen aan artikel 9 van het Borssele Convenant.
Tot slot
De convenantspartijen hebben gezamenlijk voldaan aan hun verplichting om € 200 miljoen te investeren in additionele innovatieve projecten en zullen ook op korte termijn voldoen aan de afspraak om € 50 miljoen in een fonds te investeren gericht op de financiering van innovatieve duurzame projecten. Met de realisatie van de ombouw van de Amercentrale komt ook het CO2-reductiedoel in zicht. Ik heb hierom besloten geen additionele stappen te ondernemen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31239-285.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.