31 239 Stimulering duurzame energieproductie

Nr. 184 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 januari 2015

Op 27 november 2014 heeft uw Kamer de motie Dik-Faber en Van Tongeren over besteding van SDE+-geld in het buitenland (Kamerstuk 34 000 XIII Nr. 120) aangenomen. Deze motie verzoekt de regering af te zien van besteding of voorbereidende activiteiten voor besteding van SDE+-geld in het buitenland. Hierbij informeer ik uw Kamer over de uitvoering van deze motie.

In het Energieakkoord zijn maatregelen afgesproken om de doelstellingen van 14% hernieuwbare energie in 2020 en 16% in 2023 in Nederland te realiseren. Het kabinet ligt op koers voor het behalen van deze doelen. De Europese richtlijn voor hernieuwbare energie biedt de mogelijkheid om via samenwerkingsmechanismen projecten in het buitenland in te zetten voor het realiseren van de nationale doelen voor hernieuwbare energie. Wanneer de uitvoering van het Energieakkoord voortvarend blijft verlopen, verwacht ik dat Nederland geen gebruik hoeft te maken van deze mogelijkheid.

In 2016 wordt de voortgang van het behalen van de doelen voor 2020 en 2023 geëvalueerd en kan besloten worden tot het nemen van aanvullende maatregelen indien het doelbereik tegen blijkt te vallen. In het Energieakkoord (pagina 19) is afgesproken dat het inzetten van projecten in het buitenland dan een van de opties kan zijn. Naast de Energieakkoordpartijen volgt ook de Europese Commissie de realisatie van de hernieuwbare energiedoelen kritisch. Daarbij let de Commissie erop dat lidstaten alle mogelijkheden inzetten om hun doelstelling te halen. Wanneer lidstaten hun doel niet halen en geen gebruik hebben gemaakt van samenwerkingsmechanismen, terwijl ze dat wel hadden kunnen doen, zullen ze daarop worden aangesproken door de Europese Commissie. Daarbij kan de Commissie een sanctie voor het niet voldoen aan de doelstelling opleggen. Naast het realiseren van de doelen voor hernieuwbare energie kunnen samenwerkingsmechanismen overigens ook bijdragen aan de vervolmaking van de interne energiemarkt met een efficiëntere en meer Europese aanpak voor de stimulering van hernieuwbare energie.

Mocht uit de evaluatie van het Energieakkoord in 2016 blijken dat aanvullende maatregelen, waaronder het inzetten van projecten in het buitenland, nodig zijn voor het realiseren van de doelen voor hernieuwbare energie, dan is het zaak dat deze maatregelen snel ingezet kunnen worden. Daarom moeten hiervoor nu al de nodige voorbereidingen worden getroffen. Zo heb ik het nieuwe besluit SDE gereedgemaakt voor het toelaten van buitenlandse projecten en onderzoek ik de mogelijkheden van samenwerking met EU-lidstaten, zoals ik in de brief SDE+ 2015 (Kamerstuk 31 239 Nr. 180) van 11 november 2014 heb aangegeven. Ik ga vanwege bovenstaande overwegingen door met de voorbereidingen voor eventuele benutting van hernieuwbare energieprojecten in het buitenland. Het daadwerkelijk toepassen van deze optie zal ik niet doen voordat is gebleken dat dit onvermijdelijk is om de doelstellingen te halen en ik daarover met de Kamer van gedachten heb gewisseld.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven