Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2014
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij verzocht voorafgaand aan het wetgevingsoverleg
Energie van 17 november aanstaande te reageren op berichtgeving van omroep Flevoland
over de SDE-gelden in relatie tot het vervangen van oude windmolens1. Met deze brief geef ik invulling aan dit verzoek.
De commissie geeft in haar verzoek het volgende aan.
Het lijkt erop dat SDE-gelden, die zijn bedoeld als impuls voor de energietransitie,
worden ingezet om bestaande windmolens te vervangen door exact dezelfde molens, zonder
dat deze economisch afgeschreven zijn of dat er een vergroting van het aantal MW tegenover
staat. Vervanging van deze molens lijkt te worden ingegeven door de hogere SDE-subsidie
van het Rijk. Mogelijk doorkruist dit de plannen van de provincie Flevoland (en daarmee
de afspraken uit de Rijksstructuurvisie Wind op Land) voor sanering van de bestaande
windmolens en deze te vervangen door windmolens met een hoger rendement.
De commissie heeft daarom nog de volgende vragen.
-
– Is deze berichtgeving correct?
-
– Laat de huidige SDE-systematiek inderdaad toe dat windmolens worden vervangen vanwege
een hogere SDE-subsidie, zonder dat dit bijdraagt aan de energietransitie?
-
– Moet de SDE worden aangepast om deze situatie te voorkomen?
-
– Kent u andere voorbeelden waar dit aan de orde is?
Mijn algemene inzet is om zoveel mogelijk hernieuwbare energie tegen zo laag mogelijke
kosten te realiseren en zo de afgesproken doelen voor hernieuwbare energieproductie
van 14% in 2020 en 16% in 2023 te halen. Dit betekent dat vervanging van afgeschreven
molens door nieuwe efficiëntere molens, op zich een goede zaak is. Daarbij mag geen
sprake zijn van overstimulering.
De berichtgeving over het vervangen van bestaande windmolens door identieke exemplaren
is correct. Er is overigens geen sprake van een hogere SDE+ subsidie voor vervanging
van bestaande windturbines. Wel kan het effect van de SDE+- subsidie gunstiger uitpakken
bij vervangende windturbines aangezien hergebruik van bestaande infrastructuur mogelijk
kan zijn.
Het is in de huidige SDE+-systematiek mogelijk om een subsidie aan te vragen voor
een nieuwe windmolen die een oude windmolen vervangt. Vervanging van oudere windturbines
draagt bij aan behoud van de bestaande capaciteit en levert daardoor een bijdrage
aan de doelstellingen. Anderzijds kan één op één vervanging een belemmering vormen
voor opschaling.
Voor vervanging van bestaande windturbines zal in de SDE+ een categorie worden opgenomen
met een daarop toegesneden basisbedrag, dat lager is dan voor volledig nieuwe windturbines.
Daarom zal ik voor windturbines die zijn ondersteund vanuit de MEP-regeling maar nog
niet de einddatum van de 10 jaarstermijn hebben bereikt, letten op cumulatie met de
SDE+- subsidie voor de vervangende windturbines. Bij één op één vervanging zal de
SDE+- subsidie voor de vervangende windturbines dus pas beginnen na de 10 jaarstermijn.
Ter voorkoming van overstimulering voor aanvragen uit 2014 geldt de cumulatietoets
uit het Europese Milieubescherming en Energiesteunkader (MESK). Deze toets zal ik
strikt toepassen.
Het is mij bekend dat een vergelijkbare ontwikkeling zich ook in andere provincies
voordoet.
Ten slotte attendeer ik u op mijn antwoorden op vragen van het lid Agnes Mulder (CDA)
over vervanging van windturbines2. Deze antwoorden ontvangt u met een aparte brief. Verder zal ik uw Kamer op korte
termijn nader informeren over de SDE+ 2015.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp