nr. 48
MOTIE VAN DE LEDEN NEPPÉRUS EN VAN DER HAM
Voorgesteld tijdens het Notaoverleg van 3 november 2008
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het volgens het ECN en PBL waarschijnlijker is dat het
maximale aandeel biobrandstoffen, dat in 2020 te realiseren is binnen de door
het kabinet gestelde duurzaamheidseisen, ligt tussen de 5% en 10%
in plaats van 20%;
overwegende, dat de onderhandelingen in het kader van het verplichte bijmengpercentage
van biobrandstoffen voor motorbrandstoffen nog geen uitsluitsel hebben gegeven
over de hoogte van dit verplichte bijmengpercentage;
overwegende, dat er aan het verplichte bijmengpercentage waarschijnlijk
voorwaarden worden verbonden die een alternatieve invulling van deze verplichting
stimuleren of mogelijk maken, zoals elektrisch rijden op basis van hernieuwbare
energie;
van mening, dat het wenselijk is om het verkeer en vervoer minder afhankelijk
te maken van fossiele motorbrandstoffen, onder andere vanuit het perspectief
van energieonafhankelijkheid en milieu- en gezondheidkundig oogpunt;
verzoekt de regering de Kamer voor de behandeling van de VROM-begroting
2009 te informeren over de mogelijkheden die een alternatieve invulling van
het verplichte bijmengpercentage voor biobrandstoffen kan bieden op het gebied
van energieonafhankelijkheid, milieubelasting en volksgezondheid en op welke
wijze het kabinet wil omgaan met deze mogelijkheden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Neppérus
Van der Ham