31 209 Schoon en zuinig

Nr. 230 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2021

Hierbij bied ik uw Kamer het in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) door TNO opgestelde rapport «Petrol fuel quality and its effects on the vehicle technology and the environment» aan1. Autobrandstoffen met gehalten zwavel, benzeen en mangaan die veel hoger liggen dan de normen in Europa worden door Nederlandse en andere Europese producenten geëxporteerd naar landen in met name Afrika waar de normen veel minder streng zijn of ontbreken. Het TNO-rapport beschrijft de nadelige effecten van de brandstoffen op de uitlaatgassen van auto’s in de betreffende landen. Die uitlaatgassen zijn extra schadelijk doordat de zwavel en het mangaan de katalysatoren die voor schonere uitlaatgassen zorgen onwerkzaam maken.

Dit moet echt anders. De zorg voor mens en milieu houdt niet op bij de grens. Er is breed maatschappelijk draagvlak voor het principe dat producten die we vanuit Europa exporteren moeten voldoen aan Europese standaarden. Europa moet geen milieuproblemen exporteren naar andere landen. Mede daarom heb ik recent in de Milieuraad aandacht gevraagd voor de export van oude auto’s naar Afrika. Ik zal, met het rapport van TNO in de hand, een soortgelijke inzet in Europees verband bepleiten rond brandstoffen die niet aan onze standaarden voldoen. De ILT is van mening dat het leveren van deze brandstoffen niet overeenkomt met het naleven van de wettelijke zorgplicht en geeft aan de betreffende bedrijven hierop aan te spreken. Uiteraard is het aan de toezichthouder om hierop te acteren en zo nodig te handhaven.

Ik heb de problematiek rond geëxporteerde brandstoffen eerder aan uw Kamer gemeld, onder meer op 9 juli 2018 met het onderzoeksrapport van de ILT «Stookolie voor zeeschepen – Autobrandstoffen voor West-Afrika» (Kamerstukken 31 409 en 31 209, nr. 197). Ik heb daarbij aangegeven dat de huidige wetgeving maar beperkte mogelijkheden biedt om eisen te stellen aan de kwaliteit van geëxporteerde brandstoffen (en producten in het algemeen). Met de Europese REACH verordening is te borgen dat stoffen die op de Europese markt worden gezet veilig kunnen worden gebruikt, maar het is niet het instrument waarmee grenzen gesteld kunnen worden aan schadelijke uitlaatgassen. Dat doen we met specifieke wetgeving voor brandstoffen, maar die geldt alleen voor de EU-markt.

Vanwege de winst die geboekt kan worden voor luchtkwaliteit, gezondheid, veiligheid en klimaat zet ik mij op verschillende manieren in voor dit onderwerp. Ik vind het belangrijk dat we werken aan oplossingen op Europees en mondiaal niveau. Vanuit de Verenigde Naties is er onder de UNEP veel inzet om mondiaal te komen tot adequate brandstof- en voertuignormen. Nederland draagt bij aan dit programma. Inmiddels zijn vijftien West-Afrikaanse landen, verenigd in ECOWAS, bezig om strengere brandstof- en uitstootnormen op te stellen. Dat is goed nieuws.

Mondiaal zet ik actief in op dit thema. Met de Wereldbank en het World Resources Institute ben ik onlangs de »Transport Decarbonisation Investment series» gestart, gericht op het benoemen en wegnemen van barrières voor investeringen in duurzaam transport. Als start van deze serie heb ik onlangs samen met UNEP, de Wereldbank en de Economische Commissie voor Afrika gekeken naar de mogelijke oplossingen om samenhangend te werken aan export- en importstandaarden voor gebruikte auto’s en de verbetering van brandstofnormen, motoronderhoud, inspectie en keuring. Ik streef ernaar om op de klimaatconferentie in Glasgow in november dit jaar (COP26) specifieke aanbevelingen hiervoor te doen en aandacht voor het onderwerp te vragen tijdens de tweejaarlijkse mondiale vergadering van de milieuministers bij UNEP in februari 2022. Deze activiteiten worden ook onderdeel van de recent door de Wereldbank opgezette «Global Facility for Decarbonisation of Transport». Ik heb recent als eerste donor besloten tot een bijdrage aan deze faciliteit.

Naast inzet op Europees en mondiaal niveau blijft voor mij het gesprek met producenten hier in Nederland belangrijk om op in te zetten. Zij hebben een belangrijke verantwoordelijkheid en ik roep hen op die te nemen. In veel landen blijven nog afzetmogelijkheden voor de verontreinigde brandstoffen bestaan. De meerwaarde van dit TNO-rapport is dat het nieuwe, concrete aanknopingspunten voor deze gesprekken biedt ten aanzien van de gevolgen van de huidige praktijken voor de gezondheid en het milieu.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven