31 205 Wijzigingen van enkele belastingwetten (Belastingplan 2008)

31 206 Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008)

T BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2010

Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2008 en OFM op 18 december 2007 (Handelingen I, 2007/08, EK nr. 15, blz. 637) heb ik toegezegd om de doelmatigheidsbepaling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (art. 64) te zullen evalueren. Deze bepaling geeft de inspecteur onder voorwaarden de wettelijke mogelijkheid om af te wijken van bepaalde formele regels bij het vaststellen van de belastingschuld.

Gezien het feit dat art. 64 nog een jonge bepaling is en er dus nog betrekkelijk weinig ervaring mee is opgedaan, is ervoor gekozen het onderzoek te beperken tot de ervaringen van de Belastingdienst. De belastingregio’s ontvingen begin dit jaar een lijst met vragen die waren toegespitst op het gebruik van art. 64.

De reacties op deze vragen zijn als volgt samen te vatten:

Hoe vaak wordt art. 64 toegepast?

In het antwoord op deze vraag maken de respondenten onderscheid tussen «inkeergevallen» en «overige gevallen». Bij inkeerders moet nagenoeg altijd worden nagevorderd over verschillende jaren. Met toepassing van artikel 64 kunnen deze jaren met één belastingaanslag worden afgewikkeld. Ten aanzien van de inkeerregeling melden drie regio’s concrete aantallen van ca. 200, ca. 400 en ca. 100.

Voor de «overige» situaties zijn aantallen vermeld van «een enkele keer» tot 95 (één regio). Één regio meldt «geen enkele keer». Bij deze cijfers moet in ogenschouw worden genomen dat toepassing van art. 64 niet apart wordt bijgehouden. De cijfers zijn gebaseerd op een «quick scan» bij de desbetreffende inspecteurs.

Vermeldenswaard is nog dat tot nu toe alleen al voor het belastingjaar 2008 door toepassing van artikel 64 meer dan vijftigduizend afzonderlijke IB-aanslagen bij buitenlandse beleggers zijn voorkomen. In plaats daarvan zijn nog geen negentig aanslagen opgelegd bij de onroerendgoedlichamen waarin deze beleggers participeren.

Toepassing bij kantoortoetsing of boekenonderzoek?

In de gevallen waarin sprake is van inkeer is ook sprake van kantoortoetsing. Ook in de overige gevallen is meestal sprake van toepassing van de doelmatigheidsbepaling tijdens het proces van de kantoortoetsing. In beperkte mate wordt melding gedaan van toepassing van de doelmatigheidsbepaling tijdens een boekenonderzoek. Het totale aantal dat hier wordt genoemd is 80.

Voor welk belastingmiddel is art. 64 toegepast?

Uit de antwoorden blijkt dat de doelmatigheidsbepaling hoofdzakelijk voor het middel inkomstenbelasting wordt toegepast, al dan niet in combinatie met een ander middel. Ook worden ook genoemd de milieubelastingen, de vennootschapsbelasting, de overdrachtsbelasting en de dividendbelasting.

Ondernemers of particulieren?

Wanneer het gaat over «inkeerders» betreft het meestal particulieren.

Voor het overige geven de antwoorden een wisselend beeld tussen particulieren en ondernemers/ ondernemingen. Uit die antwoorden is globaal een 50–50 verhouding op te maken.

Waarom wordt de doelmatigheidsbepaling toegepast?

In de antwoorden worden vooral genoemd «doelmatige en praktische uitvoerbaarheid», «tijdwinst» en «het voorkomen van grote aantallen aanslagen». Uitdrukkelijk wordt ook genoemd «minder administratieve rompslomp» voor zowel belastingplichtige als de Belastingdienst, het «voorkomen of wegnemen van irritatie en het (daardoor) bevorderen van compliance» bij belastingplichtigen.

Houding belastingplichtige?

Over het algemeen stemmen de belastingplichtigen graag in met de toepassing van art. 64. Slechts in enkele gevallen wilden belastingplichtigen niet meewerken aan deze werkwijze. Alsdan vindt de belastingheffing op de gewone wijze plaats.

Beoordeling

Uit het beperkte onderzoek blijkt dat de doelmatigheidsbepaling bepaald geen dode letter is. Haar relatieve populariteit is uiteraard mede te danken aan het feit dat het aantal inkeerders in de afgelopen tijd enorm is toegenomen. In die gevallen is de doelmatigheidsbepaling een effectief middel gebleken.

Uit het onderzoek is niet gebleken dat de toepassing van doelmatigheidsbepaling problematisch is, integendeel. Zij vormt een welkome aanvulling op het bestaande instrumentarium. Het gebruik van de doelmatigheidsbepaling is nog wel wisselend. Geconstateerd is dat de verschillen tussen de belastingregio’s nog vrij groot zijn.

Om die reden zal ik de mogelijkheid om art. 64 toe te passen nog eens uitdrukkelijk onder de aandacht brengen van de belastingregio’s. Ik verwacht dat het gebruik van de doelmatigheidsbepaling mede hierdoor verder zal toenemen.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven