Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-X nr. 130 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31200-X nr. 130 |
Vastgesteld 16 juni 2008
De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Defensie over de brief van 8 april 2008 inzake behoeftestelling voor krijgsmachtbrede invoering van «Verbeterd operationeel Soldaat Systeem» (VOSS) (Kamerstuk 31 200 X, nr. 105).
De bewindspersoon heeft deze vragen beantwoord bij brief van 13 juni 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
Thans worden in uitzendingen veel ervaringen opgedaan rondom inzet van infanteristen. Waar ziet u ervaringen die momenteel worden opgedaan rondom de inzet van infanteristen die leiden tot (een behoefte aan) aanpassingen van dit systeem ten opzichte van de oorspronkelijke specificaties? Hoe gaat u om met benodigde aanpassingen? Leiden deze tot extra kosten?
De werkorganisatie Soldier Modernisation Program (SMP) binnen de projectorganisatie VOSS evalueert en analyseert voortdurend de ervaringen in uitzendingen. In de studie- en verwervingsvoorbereidingsfase worden 80 prototypes respectievelijk 300 voorseriesystemen aangeschaft voor beproevingen en verificaties. Aanpassingen op basis van operationele ervaringen die inpasbaar zijn in het projectbudget en in het beoogde systeem, worden meegenomen tot de definitieve vaststelling van de operationele eisen. Er zijn nog geen indicaties dat aanpassingen van de huidige specificaties nodig zijn.
Welke samenwerking bestaat er met andere landen die betrokken zijn bij relevante ervaringsopbouw in uitzendgebieden?
Hoe kan door deelneming in NAVO-fora de interoperabiliteit van het VOSS worden gewaarborgd?
Op welke manier en op welk(e) gebied(en) zal met België een nauwere samenwerking worden aangegaan? Per wanneer zal deze nauwere samenwerking van start gaan?
De leden van de Land Capability Group On Dismounted Soldiers van de Navo wisselen op structurele basis operationele ervaringen en inzichten uit. Nagenoeg alle participerende lidstaten hebben eenheden die in uitzendgebieden zoals Irak of Afghanistan actief zijn. Samenwerking met België is voorzien met ingang van de studiefase in de eerste helft van 2009 op basis van een Memorandum of Understanding (MoU). Het gaat daarbij om het smart vest, de module Communicatie en Informatie, het energievoorzieningsysteem, het ballistische vest en het draagsysteem.
Wanneer is het Concept Development and Experimentation program opgezet?
Waarom heeft de evaluatie van de effectiviteit en de bescherming van de individuele militair en zijn uitrusting in het kader van het Concept Development and Experimentation program nu pas geresulteerd in het projectvoorstel voor het «Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem» (VOSS)?
Nederland is in navolging van andere Navo-landen in 1998 begonnen met het Soldier Modernisation Program (SMP). Door operationele experimenten («buy some, try some and learn a lot») is een visie ontwikkeld op de capaciteiten waarover de militair moet beschikken en de eisen waaraan de uitrusting moet voldoen. In 2006 is het beleidsraamwerk SMP van 1998 aangepast en zijn richtlijnen opgesteld voor een geïntegreerd soldaatsysteem. Het eerste projectvoorstel voor een nieuw soldaatsysteem dateert uit 2006 en stond bekend onder de naam Nederlands Soldaat Systeem. Sinds 2007 heet dat project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem.
Hoe wordt op dit moment voorkomen dat door het ontbreken van een aansluiting van de militair op het Battlefield Management System of het Nieuwe Generatie Mariniers Communicatie en Informatie Systeem tijdens een gevechtssituatie de kans op letsel door eigen vuur onaanvaardbaar groot is?
Welke maatregelen zijn/worden op de korte(re) termijn genomen om het risico van «eigen vuur» te verminderen en hoe kan daarbij vooruit worden gelopen op de invoering van het project VOSS?
Zolang de technische oplossing van VOSS niet beschikbaar is, wordt het risico van eigen vuur zoveel mogelijk beperkt door procedures en intensieve training. Voorts is met de invoering van Personal Role Radio’s de onderlinge communicatie verbeterd en daarmee de kans op eigen vuur afgenomen. VOSS voorziet onder meer in een technische voorziening om de situational awareness te verbeteren. Hierdoor neemt het inzicht in de positie van eigen troepen toe en wordt de kans op letsel door eigen vuur verder verminderd.
Wordt overwogen ook een nieuw handvuurwapen aan te schaffen vanwege de eisen om extra handgrepen en verlichting toe te voegen? Zo neen, kan de Diemaco uitgebreid worden met deze voorzieningen? Waarom werd deze behoefte niet bij de aanschaf geconstateerd?
Neen. Wel is inmiddels het project Operationele Aanpassing Diemaco (OAD) gestart dat de technische levensduur van de Diemaco (ingestroomd in 1994) moet verlengen en door aanpassingen het wapengeschikter maakt voor het huidige en toekomstige optreden. De aanpassingen van de handgrepen en de verlichting maken daar deel vanuit.
In hoeverre zal het project VOSS ertoe leiden dat het onderscheid tussen de verschillende soorten infanteristen van de Nederlandse krijgsmacht (commando’s, mariniers enz.) verder zal vervagen?
Niet de uitrusting, maar de wijze van inzet en de taken zijn onderscheidend voor deze verschillende gevechtseenheden. Het project VOSS is een defensiebreed project, gericht op gevechtseenheden bij alle krijgsmachtdelen. De specialistische uitrusting voor commando’s en special forces mariniers valt niet onder het VOSS.
Welke uitbreidingen op de basisconfiguratie van het VOSS zullen worden ontwikkeld, toegespitst op de specifieke taken militairen van verschillende krijgsmachtonderdelen? Welke gevolgen heeft dit voor de kwantitatieve behoefte van de afzonderlijke onderdelen?
Iedere militair wordt uitgerust met een basispakket VOSS. Naar gelang de taak van de individuele militair of de manier van optreden, wordt het basispakket aangepast. Zo zal bijvoorbeeld alleen een groepscommandant een Commandant Digitale Assistent Display krijgen of zal bij een kortstondig optreden afgezien worden van het energiesysteem. De specifieke uitbreidingen zijn integraal onderdeel van deze behoefte.
Zullen bij het project VOSS ook uitrustingsstukken resp. kledingstukken worden vervangen zoals GPS-apparaten, patroonmagazijnen, verrekijkers, vesten en schoenen waarover de laatste tijd nogal wat klachten zijn geuit?
Het VOSS vervangt geen uitrustingsstukken zoals patroonmagazijnen, verrekijkers en schoenen. De met VOSS uitgeruste militairen zullen geen losse GPS-apparaten meer gebruiken, omdat het verbeterde systeem voorziet in een Communicatie en Informatie Module met onder meer een kompas en een militair GPS. De VOSS-militair zal ook beschikken over nieuwe ballistische vesten.
Kunt u de omvang in aantal personeelsleden, leerlingen per jaar en kosten aangeven van het «Joint Kenniscentrum Militair & Uitrusting»? Is dit centrum specifiek gericht op de middelen in die in het kader van project VOSS worden aangeschaft, of wordt de gehele persoonlijke standaard uitrusting, mankementen daaraan en oplossingen ervoor onderdeel van het taakpakket van het kenniscentrum?
Hoe zal worden voorkomen dat door het oprichten van het Joint Kenniscentrum Militair & Uitrusting overlap ontstaat met reeds bestaande kenniscentra binnen defensie?
Het Joint Kennis Centrum Militair & Uitrusting (JKCM&U) zal bestaan uit maximaal negen formatieplaatsen. Het JKCM&U is de kennisbank voor de hele krijgsmacht en volgt de operationele ontwikkelingen op het gebied van kleding en uitrusting van de individuele militair. Het kennisdomein is breder dan alleen VOSS of SMP. Overlap wordt voorkomen door een exacte taakbeschrijving en door periodiek overleg met de andere kenniscentra. Opleiden valt buiten de taakstelling van het JKCM&U.
Op welke wijze zal de Kamer over de financiële aspecten van de voortgang van het project VOSS worden geïnformeerd? Op welke wijze en op welke plaats zal deze voortgang worden opgenomen in de jaarlijkse defensiebegroting? Zal hierbij onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende projectfases? Zo neen, waarom niet?
Wanneer zal de Kamer naar verwachting worden geïnformeerd over de voortgang van de voorstudie-, studie- en verwervingsvoorbereidingsfase?
Dit project kent gescheiden B (eind 2008), C (eind 2009) en D-fasen (vierde kwartaal 2010) waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang. De actuele financiële informatie is in de commercieel vertrouwelijke bijlage opgenomen.1 Indien er sprake is van belangrijke wijzigingen zal de Kamer, zoals gebruikelijk, daarover worden geïnformeerd. In de jaarlijkse defensiebegroting is het project te vinden in de boxen «Projecten in realisatie/planning landstrijdkrachten» bij de beleidsartikelen. Tevens wordt het project opgenomen in het Materieelprojectenoverzicht (MPO) dat bij de defensiebegroting wordt aangeboden.
Wat wordt gezien als een «gemiddeld» risico voor het ontwikkelingstraject? Welke definitie en/of criteria worden gehanteerd bij het inschatten van dit risico?
Een gemiddeld risico is het risico dat zich met een gemiddelde kans kan voordoen en waarvan het effect beheersbaar is en met het geplande budget (post onvoorzien/reserve) kan worden opgevangen. Bij het schatten van risico’s is gebruikgemaakt van lessons learneduit andere landen met een vergelijkbaar project of programma, en van analyses die met ondersteuning van interne en externe specialisten (waaronder TNO) zijn verricht.
Welke additionele risico’s brengt het grote aantal vrijheidsgraden binnen het ontwikkelingstraject met zich mee? Wat wordt eraan gedaan om deze risico’s zo klein en beheersbaar mogelijk te houden?
Wat is er in het projectplan opgenomen waarmee expliciet aandacht wordt geschonken aan deze risico’s en onzekerheden? Kan de Kamer hierover worden geïnformeerd? Zo neen, waarom niet?
De vrijheidsgraden betreffen de technische varianten die mogelijk zijn omdat de kwalitatieve eisen in deze fase van het project nog op hoofdlijnen zijn gespecificeerd. Om de vrijheidsgraden te reduceren worden in de komende fasen (voorstudie- en studiefase) de eisen verder uitgewerkt. Daarnaast is een analyse gemaakt van de benodigde beheersmaatregelen en deze zijn opgenomen in het projectplan. Een risicologboek maakt deel uit van het risicomanagement van dit project.
Waarop is gebaseerd dat de risico’s en onzekerheden «voldoende» zijn onderkend? Wat wordt gezien als «voldoende» onderkenning? Welke definitie en/of criteria worden hierbij gehanteerd?
Dit oordeel berust op de verzamelde informatie en inzichten die zijn verkregen tijdens overleg met andere landen, specialisten binnen en buiten Defensie en met de voornaamste belanghebbenden. Daarbij is gebruikgemaakt van het International Project Management Association curriculum, dat de standaard is voor projectmanagement binnen Europa, en waarin «risico’s en onzekerheden» staan gedefinieerd.
Wat wordt bedoeld met «De vervangingsbehoefte aan de diverse systeemcomponenten zal worden afgedekt vanuit het exploitatiebudget»? Om welke verwachte bedragen gaat het?
Indien defecten ontstaan waarbij vervanging van systeemcomponenten efficiënter is dan reparatie, ontstaat een vervangingsbehoefte. Deze wordt bekostigd uit het exploitatiebudget. Tijdens de vervolgfasen wordt een Integrated Logistic Support (ILS) studie uitgevoerd en worden de levensduurkosten geanalyseerd en gespecificeerd.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met de zinnen «Met het oog op de derde hoofdtaak van Defensie wordt interdepartementale samenwerking voorzien in het samenwerkingsverband «Netcentric proeftuin» van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie op het gebied van de uitwisselbaarheid van digitale gegevens. Dit kan op termijn leiden tot samenwerking of tot het gebruik van elkaars middelen»? Op welke digitale gegevens, welke vormen van samenwerking en welke middelen wordt hier gedoeld?
In het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) is het mogelijk dat civiele (hulpverlenings-) instanties gebruikmaken van het militair ontwikkelde Battelfield Management System (BMS) en het Integrated Staff Information System (ISIS). Daarbij kunnen delen van de Communicatie en Informatie Module gezamenlijk worden gebruikt. De digitale uitwisseling van gegevens over de plaatselijke omstandigheden draagt dan bij tot een gemeenschappelijke situational awareness.
Hoe verhoudt zich de nieuwe Defensie Industrie Strategie tot de deelname van de Nederlandse industrie aan het project VOSS? Wat zijn eventuele gevolgen van het niet langer bestaan van de CODEMA-regeling op de in samenwerking met de industrie geïnitieerde subprojecten binnen het project VOSS?
De ontwikkeling, doorontwikkeling en productie van enkele systeemcomponenten van het VOSS bieden goede mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven en kennisinstituten. De technische ontwikkeling van de Communicatie en Informatie Module en de E-Lighter is met de Codema-regeling begonnen. De doorontwikkeling is mogelijk zonder de Codema-regeling en zonder gevolgen voor de samenwerking met de industrie. De ontwikkeling van de geïntegreerde hoofdbescherming wordt als een nationaal technologieproject uitgevoerd met een mogelijk vervolg voor de Nederlandse industrie.
Wat zijn de resultaten van de genoemde projecten met Thales Communications Nederland en Stork EASP? Welke mogelijkheden bieden deze resultaten voor de inschakeling van de Nederlandse industrie in het project VOSS? Wanneer zal hierover informatie bekend zijn? Zal de Kamer hierover worden geïnformeerd? Zo neen, waarom niet?
Thales Communications Nederland (TCNL) heeft in juni 2007 het prototype van de Communicatie en Informatie Module aan Defensie overgedragen. Het prototype is nog niet productierijp en wordt thans getest en geëvalueerd. In de studiefase wordt onderzocht of TCNL als aanvoerder van een industrieel consortium voor de module kan worden gecontracteerd. Stork heeft in november 2007 tijdens het NIID-symposium de Technology Demonstrator E-lighter overgedragen aan de Defensie Materieel Organisatie (DMO). De ontwikkeling van de E-lighter bevindt zich nog in de studiefase en een onderzoek naar interesse bij andere landen is voorzien. De resultaten worden te zijner tijd aan de Kamer gemeld.
Hoe hoog is het bedrag dat in het budget voor VOSS is opgenomen voor de uitvoering van studies en onderzoek gericht op de realisatie en de integratie van de componenten?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de commercieel vertrouwelijke bijlage.
Kan een overzicht worden gegeven van de verschillende stadia van ontwikkeling waarin de verschillende onderdelen van het project zich bevinden? Zo neen, waarom niet?
De verschillende onderdelen van het soldaatsysteem bevinden zich in het volgende stadium:
– De Communicatie en Informatie Module: het prototype is in juni 2007 overgedragen. De werkorganisatie SMP beschikt over een pelotonsset waarmee testen en evaluaties worden uitgevoerd. De module moet nog in overeenstemming worden gebracht met de uiteindelijke specificaties.
– Het energievoorzieningsysteem: in november 2007 is een model van de Technology Demonstrator E-lighter overgedragen. Het model wordt thans in een laboratoriumopstelling gebruikt voor de doorontwikkeling.
– De geïntegreerde hoofdbescherming: de voorontwerpfase is nagenoeg voltooid. TNO en Defensie werken samen aan de validatie van aannames. Binnenkort worden industriële partners benaderd voor de doorontwikkeling naar een prototype.
– Het draagsysteem: het technisch concept moet nog worden vastgesteld en uitgewerkt tot technische specificaties.
– Het smart vest: de integratie van de verschillende modules bevindt zich in hetzelfde stadium als het draagsysteem.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Ferrier (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Van Gennip (CDA), Ten Broeke (VVD), Peters (GL) en Thieme (PvdD).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Ormel (CDA), Jonker (CDA), De Wit (SP), De Vries (CDA), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Roemer (SP), Vacature (CDA), de Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Omtzigt (CDA), Teeven (VVD), Vendrik (GL) en Ouwehand (PvdD).
Ter vertrouwelijke inzage, alleen voor de leden, gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31200-X-130.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.