nr. 7
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2008
Tijdens het spoeddebat op 31 januari jl. (Handelingen der Kamer II,
vergaderjaar 2007–2008, nr. 48, blz. 3593–3602) over de stichting
Het Expertise Centrum (HEC) en de stichting ICTU heb ik u toegezegd terug
te zullen komen op de relatie van de stichting HEC met de overheid.
Van een onafhankelijke contra-expertise door de stichting HEC kan soms
niet meer worden gesproken omdat de stichting HEC te nauw betrokken is bij
de ontwikkeling van programma’s zelf. Contra-expertise moet dan worden
gezocht bij andere partijen, wat tot nu toe niet tot problemen heeft geleid,
want de markt heeft zich inmiddels voldoende ontwikkeld.
De noodzaak om het HEC nauw verbonden te laten zijn met de (Rijks)overheid
is hierdoor komen te vervallen. Ik ben daarom van mening dat de vergaande
bemoeienis met het benoemen van leden van het bestuur en wijziging van de
statuten van de stichting HEC niet meer opportuun is.
Ook het bestuur van de stichting HEC bezint zich momenteel of en hoe men
zich meer op de markt zal richten en een (vergaand) samenwerkingsverband zal
aangaan met een of meerdere marktpartij(en) om zodoende een grotere omvang
in omzet, personeelsbezetting, en dergelijke, te krijgen en wel zodanig dat
die voldoen aan de door de aanbestedende diensten gestelde eisen bij de Europese
Aanbestedingen.
Om samenwerking tussen de stichting HEC en een marktpartij mogelijk te
maken is het voor de onderhandelingspositie van de stichting HEC beter de
statuten van de stichting grotendeels te wijzigen, waardoor mijn betrokkenheid
bij de stichting wordt beperkt tot een minimum.
Tevens ben ik voornemens de door mij benoemde bestuursleden terug te trekken
uit het bestuur van de stichting HEC. Ik ben hierover in overleg met het bestuur
van de stichting HEC.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten