31 109 Evaluatie Wet BIBOB

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2011

Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport «Aan de slag met Bibob» aan van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV).1 In deze brief treft u een weergave van de belangrijkste bevindingen van het onderzoek en mijn reactie daarop.

Dit onderzoek is in 2009 toegezegd door de voormalig minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de begrotingsbehandeling van 2010 en valt sinds het aantreden van dit kabinet onder mijn beleidsverantwoordelijkheid. Ondanks de beperkte reikwijdte van het onderzoek – de toepassing van Bibob door gemeenten – acht ik het van waarde voor de verdere ontwikkeling van het instrument Bibob.

In deze brief treft u een weergave van de belangrijkste bevindingen van het onderzoek en mijn reactie daarop.

De algemene conclusie van het onderzoek is dat er geen juridische belemmeringen zijn voor de uitvoering van de wet Bibob door gemeenten. Er zijn wel knelpunten naar voren gekomen in de toepassing door gemeenten. Veel van de knelpunten waren al langer bekend, en worden ondervangen door de wetswijziging die dit jaar ter behandeling aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 32 676 nr. 1). Ik ga er van uit dat gemeenten voortvarend aan de slag gaan om de toepassing van de Wet Bibob te optimaliseren. Hieronder geef ik aan wat de belangrijkste punten zijn en wat mijn reactie daarop is.

1. Beeldvorming

Knelpunt 1: Bewustzijn gemeenten beperkt

Gemeenten hebben een beperkt beeld van georganiseerde criminaliteit. Het beeld beslaat niet alle sectoren en wordt niet structureel geactualiseerd. De informatie-uitwisseling tussen gemeenten en partners en tussen gemeenten onderling kan beter, zoals ook blijkt uit het onderzoek «Nulmeting Bestuurlijke Aanpak» (TK 29 916 nr. 46).

Reactie

De Regionale Informatie en Expertise Centra (RIECs) hebben tot taak om gemeenten structureel, zowel gevraagd als ongevraagd, te informeren over de lokale georganiseerde criminaliteit en de invloed daarvan. Deze RIECs zijn nog in ontwikkeling. Hun financiering heb ik januari jongstleden structureel geborgd. Ik zal er bij de RIECs op aandringen dat het opstellen en verstrekken van actuele beelden over de lokale criminaliteit de prioriteit heeft. Daarnaast zal ik bij de «eenmeting Bestuurlijke Aanpak» onderzoeken in hoeverre er op dit vlak resultaten worden bereikt. Gemeenten dienen deze informatie pro-actief te benutten en zo hun aandeel leveren aan het bestrijden van de georganiseerde criminaliteit.

2. Beleid

Knelpunt 2: Weinig en inconsistent lokaal beleid

De Wet Bibob leidt maar in 55% van de gemeenten tot specifiek beleid (bron: «Nulmeting Bestuurlijke Aanpak» TK 29 916, nr. 46), en slechts 50% van de gemeenten geeft aan dat Bibob wordt ingezet bij de bestuurlijke aanpak van criminaliteit. In gemeenten met Bibob beleid kan de samenhang met de partnerorganisaties die bij de uitvoering betrokken dienen te zijn nog sterk worden verbeterd; bij deze partners bestaat vaak maar beperkt draagvlak. Gemeenten hebben daarnaast uiteenlopende beelden over de wijze waarop de wet kan worden ingezet.

Reactie

Ik onderken dat meer gemeenten gebruik kunnen maken van de Wet Bibob en hierop actiever beleid kunnen voeren. Gemeenten hebben aan de andere kant een discretionaire bevoegdheid als het gaat om de mate en wijze van gebruik van het instrument. Ik merk daarnaast op dat de gemeenten die geen gebruik maken van het instrument overwegend kleine gemeenten zijn.

De RIECs en het Landelijk Bureau Bibob (LBB) zijn actief bezig met het ondersteunen van gemeenten bij de toepassing van Bibob bijvoorbeeld door het organiseren van bijeenkomsten, het uitwisselen van ervaringen en het aanbieden van concrete adviezen aan gemeenten. Een andere ondersteunende activiteit, het gezamenlijk opstellen en beoordelen van criminaliteitsbeelden door RIECs (waarbij alle partnerorganisaties betrokken zijn) kan het draagvlak bij partnerorganisaties vergroten.

Ik verwacht dat de hierboven genoemde ontwikkelingen gemeenten voldoende faciliteren om de Wet Bibob vaker en op een zo uniform mogelijke wijze toe te passen en zo hun verantwoordelijkheid op dit punt te nemen.

3. Uitvoering

Knelpunt 3: Informatie-uitwisseling partners

De informatie-uitwisseling tussen gemeenten en externe partnerorganisaties kan beter. Dit heeft vooral te maken met de verschillende werkwijzen van de diverse OM-arrondissementen, politieregio’s en regionale eenheden van uitvoerings- en inspectiediensten. Daarnaast krijgt een aantal mogelijkheden voor informatie-uitwisseling onder de wet Bibob nog onvoldoende uitvoering. Hiermee wordt gedoeld op het op eigen initiatief informeren van gemeenten door RIECs en het invullen van de tipfunctie door het Openbaar Ministerie.

Reactie

Dit punt hangt nauw samen met knelpunt 1. Zoals gezegd verwacht ik de komende periode verbetering op dit vlak door een verdere ontwikkeling van het takenpakket van de RIECs als ook de uniformerende werking die de RIECs hebben. Het gerealiseerde landelijke convenant voor informatie-uitwisseling tussen partnerorganisaties vormt een goede basis waarop nu verder wordt gebouwd.

Op wetgevingsgebied geldt dat de nu voorliggende wijziging van de Wet Bibob gepaard gaat met een wijziging van de Bjg en Wjsg. Hierdoor krijgen gemeenten zelf meer mogelijkheden om justitiële en strafvorderlijke gegevens in te zien.

Het terugbrengen van het aantal OM-arrondissementen en de formering van de Nationale Politie maken informatie-uitwisseling de komende jaren makkelijker.

Ik zal overigens een appel doen op het OM, om de uitvoering van de tipfunctie beter vorm te geven.

Knelpunt 4: Kennis en kunde gemeenten

Er zijn grote verschillen in kennisniveaus op het gebied van de Wet Bibob tussen de gemeenten. Dit heeft vooral betrekking op de financiële en organisatorische kennis. De beoordeling van vergunningaanvragen wordt hierdoor negatief beïnvloed.

Reactie

Gemeenten zijn primair zelf verantwoordelijk voor het kennisniveau op het gebied van hun wettelijke taken. De opleiding van gemeenten ten aanzien van de uitvoering van de Wet BIBOB valt dan ook onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. Uiteraard faciliteert het Rijk gemeenten wel in de opbouw van voldoende kennis en kunde. Zo zijn de RIECs mede opgericht om gemeenten bij te staan in de toepassing van Bibob, zowel op het gebied van de organisatorische als de financiële kennis die daarbij nodig is. Daarnaast is er de begeleidingstaak van het Landelijk Bureau Bibob (LBB)(o.b.v. artikel 10 Wet Bibob) en de bijdrage aan diverse opleidingsproducten op het gebied van de Wet Bibob, zoals genoemd in de recente jaarverslagen van het LBB. In het implementatietraject van de wetswijziging zal ook aandacht zijn voor deze specifieke kennis.

Knelpunt 5: Kleine gemeenten onvoldoende geëquipeerd

De omvang en capaciteit van kleine gemeenten werkt zeer beperkend op hun mogelijkheid om georganiseerde criminaliteit aan te pakken: er wordt te weinig kennis ontwikkeld om complexe vragen te beantwoorden.

Reactie

De schaalgrootte van sommige gemeenten werkt inderdaad beperkend op hun capaciteiten. Van kleine gemeenten mag echter eenzelfde kwaliteit worden verwacht op het gebied van integriteitsbevordering als van grotere gemeenten. Daarnaast bestaat het specifieke risico dat criminaliteit zich verplaatst naar (kleine) gemeenten zonder een sterk ontwikkelde geïntegreerde aanpak. Het is daarom van belang dat ook kleine gemeenten niet hun ogen sluiten voor georganiseerde criminaliteit op hun grondgebied. RIECs zijn een effectief middel om kleine gemeenten te ondersteunen bij het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid door deze gemeenten de kennis te leveren die noodzakelijk is voor uitvoering van deze taken.

Knelpunt 6: Knelpunten bij samenwerking met het LBB

Gemeenten ervaren knelpunten bij de samenwerking met het LBB. Zowel de doorlooptijden, leesbaarheid en samenhang worden genoemd als aspecten waar verbetering mogelijk is.

Reactie

Ik herken dat er sinds de oprichting van het LBB knelpunten zijn ervaren door betrokken partijen. Tegelijkertijd constateer ik dat in de afgelopen jaren het LBB een enorme ontwikkeling naar een expertisebureau heeft doorgemaakt waarbij specifiek aandacht is besteed aan alle genoemde knelpunten. Het resultaat van deze inspanningen blijkt onder meer uit de recente jurisprudentie en resultaten van de klanttevredenheidsonderzoeken van het LBB. Deze onderzoeken laten zien dat de adviezen als kwalitatief goed en leesbaar worden ervaren. Hoewel de doorlooptijden sterk zijn verbeterd, zorgt de nu voorliggende wetswijziging ervoor dat adviezen ook vaker binnen de wettelijke termijn zullen worden verstrekt.

4. Tot slot

Ik concludeer dat de Wet Bibob gemeenten voldoende handvatten biedt bij de invoering en toepassing van de wet en dat het Rijk gemeenten hierin actief faciliteert. De uitvoering van de Wet Bibob en de Bestuurlijke Aanpak van georganiseerde criminaliteit is kabinetsbeleid en maakt onderdeel uit van het regeerakkoord. Ik verwacht dat gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen waar het op de lokale uitvoering van de Wet Bibob aankomt.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven