31 066 Belastingdienst

Nr. 979 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2022

Met deze brief informeer ik uw Kamer mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane over de voortgang van de aanpak voor gedupeerde ouders van de kinderopvangtoeslag en hun kinderen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing. Het onrecht dat ouders en kinderen is aangedaan door de problemen met de kinderopvangtoeslag is voor velen onbeschrijfelijk en had nooit mogen gebeuren. Deze ouders en kinderen zijn daarbij geconfronteerd met uithuisplaatsing. Het kabinet zet alles op alles om deze ouders en kinderen passende hulp en ondersteuning te bieden.

Uw Kamer heeft in de brief van 26 november 2021 kunnen lezen hoe de aanpak er op hoofdlijnen uit komt te zien.1 Twee lijnen kunnen worden onderscheiden. De eerste lijn richt zich op die passende hulp en ondersteuning. De tweede lijn is het onderzoek naar de werking van het systeem van jeugdbeschermingsketen en hoe dat heeft gefunctioneerd ten aanzien van deze ouders en kinderen. Met deze brief informeren wij uw Kamer over de voortgang van beide lijnen. Daarnaast geven wij een reactie op het advies van de Bestuurlijke Adviesraad Kinderopvangtoeslag (BAK), dat op 17 januari jl. werd aangeboden aan de vaste Kamercommissie van Financiën.

Met deze voortgangsbrief geven we tevens invulling aan:

  • de toezegging van de Minister-President in het debat over de regeringsverklaring van 19 januari jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 39, items 3 en 6), naar aanleiding van het verzoek van het Kamerlid Omtzigt 2;

  • de beantwoording van de vraag van Kamerlid Omtzigt tijdens het debat van 2 februari jl. met de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane over de Hersteloperatie Kinderopvangtoeslag naar het aantal kinderen dat is teruggeplaatst (Kamerstuk 31 066, nr. 974);

  • de toezegging aan het Kamerlid Simons tijdens dat debat over versnelde herbeoordeling van terugplaatsing na financiële compensatie;

  • het verzoek van het Kamerlid Leijten over gezinnen met verschillende gezagsmaatregelen, in het verlengde van voornoemd verzoek van Kamerlid Omtzigt.

Aanpak

Onze aanpak is gericht op alle ouders en kinderen die gedupeerde zijn van de kinderopvangtoeslag en te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing, dus zowel in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel als zonder een kinderbeschermingsmaatregel. In aanvulling op de hersteloperatie kinderopvangtoeslag en de extra inspanningen die de gemeenten en de professionals binnen de jeugdbeschermingsketen doen voor deze ouders en kinderen is een landelijk ondersteuningsteam opgericht.

Het doel van de aanpak is tweeledig. Het eerste doel is het erkennen van het leed van deze ouders en kinderen en het onrecht dat hen is aangedaan. Zij zijn door toedoen van de overheid onder andere in de financiële problemen geraakt. Dit heeft ook weerslag gehad op kinderen en op opvoedsituaties thuis. Deze ouders en kinderen zijn daarbij geconfronteerd met uithuisplaatsing. Het tweede doel is te bezien of herstel van de gezinssituatie wenselijk en mogelijk is. Dit vereist per ouder en kind een zorgvuldige en individuele afweging. Deze afweging is afhankelijk van veel factoren waarbij het belang, het perspectief en de stem van het kind centraal dienen te staan. Het zicht op thuis wonen is een mogelijke uitkomst van de aanpak. Zoals gebruikelijk kan dit pas worden gerealiseerd als de veiligheid of ontwikkeling van het kind niet langer in het geding is. En volgt de (wettelijke) route via de jeugdbeschermingsketen indien sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel. Daar waar geconstateerd wordt dat het beëindigen van de uithuisplaatsing niet mogelijk is, zou ondersteuning bijvoorbeeld ook kunnen bijdragen aan beter contact tussen ouders en kinderen. We willen bereiken dat ouders en kinderen weer zelf regie krijgen op hun levensomstandigheden en hun onderlinge relatie.

Nadat ouders en/of kinderen hebben aangegeven ondersteuning te willen, zijn er twee sporen waarlangs het ondersteuningsteam hen kan begeleiden.

  • Spoor 1 Lopende uithuisplaatsingen met kinderbeschermingsmaatregel

    Het ondersteuningsteam zal contact opnemen met de ouder en het kind en bespreken wat de behoefte is. De procesbegeleider biedt een luisterend oor en kan met een frisse blik bezien wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van de wensen. Hiervoor is soms intensief contact nodig. De procesbegeleider zal zich vervolgens maximaal inzetten om gezamenlijk met ouders, kinderen, gemeenten en organisaties in de jeugdbeschermingsketen tot verbeteringen te komen. De procesbegeleider kan bijvoorbeeld partijen bij elkaar brengen en waar nodig deskundigen betrekken. Zo kunnen nieuwe inzichten worden opgedaan en kunnen nog onbekende oplossingen en mogelijkheden worden gezocht om de levensomstandigheden te verbeteren.

  • Spoor 2 Overige uithuisplaatsingen

    Ook bij dit spoor zal door het ondersteuningsteam contact worden opgenomen met de ouder en het kind en wordt een luisterend oor geboden. Het gesprek zal gericht zijn op uitleg en erkenning. Het ondersteuningsteam kan vanuit haar kennis van de jeugdbeschermingsketen advies geven om betrokkene op weg te helpen bij de stappen die hij/zij vervolgens zelf kan zetten. Aangezien er geen sprake is van een uithuisplaatsing met een kinderbeschermingsmaatregel heeft de ouder hier zelf meer regie op het herstellen van de gezinssituatie. Indien de specifieke situatie dit vergt kan besloten worden intensiever maatwerk te leveren (spoor 1).

In de ontwikkeling van de aanpak voelen we een grote urgentie. Tijd is bij uithuisplaatsingen een wezenlijke factor. Het is voor alle betrokkenen belangrijk dat er zo snel mogelijk duidelijkheid komt. Tegelijkertijd vergt het belang van zorgvuldigheid dat we recht doen aan de complexiteit van individuele situaties van ouders en kinderen. Deze zijn niet van de ene op de andere dag gewijzigd. Vaak zal dit een proces van langere tijd zijn.

Voortgang

De aanpak zoals in de basis beschreven in de brief van 26 november jl. is afgelopen maanden nader uitgewerkt met alle betrokkenen.

  • Gecertificeerde Instellingen, Raad voor de Kinderbescherming en gemeenten zijn extra alert op situaties waar sprake is van gedupeerde ouders en kinderen. Enkele Gecertificeerde Instellingen hebben aparte teams ingericht om samen met gemeenten deze situaties opnieuw te beoordelen en te bezien hoe extra hulp de levensomstandigheden kunnen verbeteren. Wij zijn in gesprek met de andere Gecertificeerde Instellingen om te kijken of deze aanpak breder ingevoerd kan worden.

  • Het ondersteuningsteam is inmiddels kleinschalig gestart:

    • sinds medio januari wordt een aantal ouders begeleid. Op dit moment gaat het om zeven gedupeerde ouders;

    • begin februari jl. is in de gemeenten Almere en Rotterdam gestart met pilots. Gedupeerde ouders en kinderen uit deze gemeenten kunnen aangeven als zij door het ondersteuningsteam bijgestaan willen worden.

  • Om de kwaliteit van het werk van het ondersteuningsteam te bewaken is onder andere een groep met experts, waaronder ouders en andere deskundigen ingericht. Tevens kan de procesbegeleider van het ondersteuningsteam voor specifieke situaties een beroep doen op interne en externe deskundigen. Voor de jeugdbeschermingsketen zijn tevens verschillende landelijke overlegstructuren beschikbaar waar diverse vraagstukken, zoals op beleidsmatig of juridisch terrein kunnen worden besproken. Vraagstukken die hier besproken worden zijn bijvoorbeeld in hoeverre afgeweken kan worden van regelingen. Voor klachten over het ondersteuningsteam of de procesbegeleiders zal daarnaast een klachtenmogelijkheid worden ingericht.

De eerste geluiden lijken erop te wijzen dat het werk van het ondersteuningsteam aansluit bij de wensen van de ouders. Dat betekent niet dat zij hier bij voorbaat vertrouwen in hebben. Uit ervaringen van de UHT en gesprekken met ouders blijkt het enorme gebrek aan vertrouwen wat ouders hebben in de overheids(instellingen). Uithuisplaatsing van kinderen heeft dit mogelijk extra versterkt. Herstel van het vertrouwen vraagt om voortzetting van het zorgvuldige proces waarin transparant en gelijkwaardig de samenwerking met ouders, kinderen en met de professionals uit de jeugdbeschermingsketen en van de gemeenten, de aanpak verder wordt ontwikkeld. Onder andere het eindrapport Behoeftenonderzoek van mogelijk gedupeerden van de kinderopvangtoeslag, het eindrapport Ouderbeleving herstelproces kinderopvangtoeslagaffaire 3, en het rapport (Gelijk)waardig Herstel 4, geven alle betrokkenen hiervoor handvatten.

Vervolgstappen

Het is ons streven de brede ondersteuning door de gemeenten en alle instanties in de jeugdbeschermingsketen alsmede de inzet van het ondersteuningsteam op 1 april in het hele land beschikbaar te hebben. Hiervoor worden de komende weken de volgende stappen gezet:

  • Nadere uitwerking werkwijze

    Op basis van de pilots wordt de werkwijze van de lokale steunpunten, de organisaties in de jeugdbeschermingsketen en het ondersteuningsteam verder doorontwikkeld. Dit doen we samen met gedupeerde ouders en kinderen. We trekken samen op om te zorgen dat er een aanpak staat die tegemoetkomt aan de wensen en behoeften van ouders en kinderen, en die werkbaar is in de praktijk.

  • Kenbaarheid en toegankelijkheid

    Met ouders en kinderen zijn we in de pilots aan het kijken hoe we de kenbaarheid van de ondersteuning zo groot mogelijk en de drempel voor de beschikbaarheid van de ondersteuning zo laag mogelijk kunnen maken.

  • Voorbereiden implementatie

    Met de VNG, afzonderlijke gemeenten, professionals in de jeugdbeschermingsketen en ouders en kinderen wordt samen met het ondersteuningsteam de implementatie van de aanpak voorbereid. Hiertoe worden onder andere (regionale) informatiebijeenkomsten georganiseerd.

  • Capaciteit

    Voor het ondersteuningsteam worden op dit moment meer procesbegeleiders geworven en getraind om voldoende capaciteit gereed te hebben voor landelijke inzetbaarheid.

  • Informeren vanaf 1 april

    Vanaf 1 april zal bredere bekendheid worden gegeven aan ouders en kinderen over de extra ondersteuning die dan beschikbaar is en de wijze waarop zij kunnen aangeven deze ondersteuning te willen.

Uw Kamer wordt bij Voorjaarsnota geïnformeerd over de financiële dekking van de aanpak. Ook na 1 april blijven we ontwikkelen en gezamenlijk met gedupeerde ouders, hun uithuisgeplaatste kinderen, de jeugdbeschermingsketen en gemeenten kijken of er meer nodig is of anders moet om deze ouders en kinderen te ondersteunen. We zullen dan ook de vraag naar ondersteuning monitoren om tijdig te kunnen opschalen als dat nodig blijkt.

Het Kamerlid Simons heeft gevraagd of afronding van financiële compensatie tot prioriteit bij herbeoordeling van uithuisplaatsing kan leiden. Voor de organisaties in de jeugdbeschermingsketen zal deze verandering van omstandigheden een reden zijn de omstandigheden van het gezin opnieuw te beoordelen. Overigens weten de Gecertificeerde Instellingen niet vanzelf of er compensatie is of dat er schulden zijn, of dat deze binnenkort worden opgelost. Deze informatie zal van de ouders zelf moeten komen. Indien een formeel verzoek om herbeoordeling wordt ingediend, zal een Gecertificeerde Instelling dit verzoek binnen twee weken na ontvangst behandelen.5

Het Kamerlid Omtzigt vroeg in het debat van 2 februari jl. met de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane naar het aantal kinderen dat al is teruggeplaatst. Zoals hierboven benoemd, leveren organisaties in de jeugdbeschermingsketen ook nu al extra inspanningen voor deze ouders en kinderen. Wij hebben geen zicht op de resultaten hiervan, omdat deze niet apart worden geregistreerd. Gegeven het feit dat het ondersteuningsteam pas net op kleine schaal operationeel is, is het nog te vroeg om daar nu al resultaten van te kunnen melden.

Onderzoek

Het is belangrijk dat naast de individuele begeleiding van de gedupeerde ouders en kinderen ook op systeemniveau onderzocht wordt wat er is gebeurd. In de brief van 26 november is aangekondigd dat de inspecties hiernaar onderzoek gaan doen. Dit onderzoek geeft een onafhankelijk beeld van het verband tussen de problemen met de kinderopvangtoeslag en uithuisplaatsingen in het algemeen. De inspecties zijn met het eerste deelonderzoek – waarmee in kaart wordt gebracht of gedupeerde ouders vaker dan anderen te maken kregen met de jeugdbescherming – gestart.6 De aanleiding voor dit onderzoek was de analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek van 18 oktober 2021.7

Gezien de scope van onderzoek ligt het naar ons oordeel voor de hand dat de inspecties dit onderzoek uitvoeren. De inspecties voeren toezicht uit op de bredere jeugdketen. Zij onderzoeken waar zich risico’s voordoen, waar het goed gaat en waar het beter kan. De afgelopen maanden heeft uw Kamer vragen gesteld over de onafhankelijkheid van de inspecties. Deze onafhankelijkheid is onder meer geborgd in de Aanwijzingen van de Minister-President inzake Rijksinspecties. In de praktijk hebben de inspecties deze onafhankelijkheid ook laten zien in zeer kritische rapporten over onder andere de jeugdbeschermingsketen.8 Daarnaast kunnen zij de uitvoering van hun aanbevelingen nauwgezet blijven volgen en daar zo nodig opnieuw over rapporteren.

De inspecties hebben aangegeven bovenop de standaard kwaliteitsborging aanvullende kritische tegenspraak te organiseren, zoals zij dat bij enkele eerdere onderzoeken ook hebben gedaan. Dat doen zij door zich op belangrijke momenten in het onderzoek te laten adviseren door externe deskundigen. De BAK refereerde hier ook aan. Zo gaan de inspecties bij het opzetten en uitvoeren van het onderzoek in gesprek met gedupeerde ouders en daarnaast betrekken zij ook deskundigen uit de wetenschap en vanuit diverse relevante instanties en instituten. Bijvoorbeeld op het gebied van het non-discriminatie recht en de jeugdbescherming.

Met dit onderzoek op systeemniveau door de inspecties krijgen we zicht op structurele werkwijze in de jeugdbeschermingsketen ten aanzien van gedupeerde ouders en kinderen. Zonder dit inzicht op systeemniveau kunnen we niet leren van het verleden. Dit leren geldt niet enkel voor de ondersteuning voor gedupeerde ouders en kinderen, maar breder voor de hele jeugdbeschermingsketen. Wij zien dit lerende aspect als een grote meerwaarde van het onderzoek zoals door de inspecties is gestart.

Reactie BAK aanbevelingen

De BAK heeft op 17 januari jl. in een memo aan de Vaste Kamercommissie Financiën een aantal aanbevelingen gedaan over de aanpak uithuisplaatsingen kinderopvangtoeslag en over het onafhankelijk onderzoek. Hieronder treft u per aanbeveling onze reactie aan.

  • De BAK vindt dat ook de ouders waar sprake is van uithuisplaatsing onder drang (en geen dwang) meegenomen moeten worden in de aanpak en actief op zoek moet worden gegaan naar deze ouders. De BAK waarschuwt ervoor te sturen (of hopen) op geleidelijke instroom. Hierover merk ik op dat de uithuisplaatsingen onder drang reeds worden meegenomen in de aanpak zoals beschreven in de brief van 26 november (spoor 2). In de pilots onderzoeken we onder andere hoe we (ook deze) ouders het beste kunnen bereiken. De twee sporen waarlangs het ondersteuningsteam werkt zijn erop gericht zoveel mogelijk gedupeerde ouders en uithuisgeplaatste kinderen te kunnen ondersteunen.

  • Met de BAK zijn wij het eens dat de kwaliteit van de dienstverlening van het gemeentelijke steunpunt goed ingericht moet zijn om dienstverlening aan deze ouders en kinderen mogelijk te maken. De gemeentelijke steunpunten zijn in staat gepaste ondersteuning aan te bieden. In het kader van de herijking aanpak hersteloperatie kinderopvangtoeslag gaan gemeenten hun dienstverlening aan gedupeerde ouders, met name waar het gaat over begeleiding op maat, uitbreiden.

  • De aanbeveling van de BAK om te leren van de UHT en ruimte te maken voor ervaringsdeskundigen is in lijn met onze werkwijze om de aanpak gezamenlijk met experts verder te ontwikkelen.

  • Met betrekking tot de aanbevelingen van de BAK dat het wenselijk is dat de doelstelling van het onderzoek scherper wordt geformuleerd en dat het sneller wordt afgerond verwijzen we naar hetgeen in de vorige paragraaf is aangegeven. In aanvulling hierop blijkt uit het onderzoeksprogramma van de inspecties dat de zorgvuldigheid van het onderzoek voorop staat.

  • De aanbeveling een regeringscommissaris te benoemen sluit aan bij een eerder advies van de BAK waarin zij de Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane adviseren een regeringscommissaris aan te stellen die de ondersteuning van gedupeerden in algemene zin moet aanjagen. De Staatssecretaris voor Toeslagen en Douane zal hierover nog in gesprek gaan met de BAK.

Uithuisplaatsingen en gezagsbeëindiging

Het Kamerlid Leijten heeft inzicht gevraagd in de situaties met gezinnen waarvan een deel van de kinderen thuis woont en andere kinderen uit huis zijn geplaatst, waarover ouders mogelijk ook geen gezag meer hebben. Deze vraag heeft niet specifiek betrekking op de groep gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing waar deze brief over gaat. Het gaat hier om uithuisplaatsingen in het algemeen in combinatie met gezagsbeëindiging.

Er zijn verschillende situaties denkbaar waardoor een deel van de kinderen wel thuis woont en andere kinderen uit huis zijn geplaatst. Er zijn hiervan geen precieze aantallen bekend. Een ouder kan bijvoorbeeld op minderjarige leeftijd een kind krijgen en er op dat moment niet voor kunnen zorgen en later een kind krijgen voor wie de ouder wel kan zorgen. In het algemeen geldt dat jeugdbeschermers altijd de mogelijkheden onderzoeken om een kind (weer) thuis te kunnen laten wonen. Ook na beëindiging van het gezag bestaan er wettelijke mogelijkheden om het gezag te herstellen. In die afweging is het belang van het kind doorslaggevend.

Tot slot

Uit de gesprekken met gedupeerden en de eerste ervaringen tot nu toe blijkt dat herstel voor iedere gedupeerde ouder en kind iets anders kan inhouden. Daarom zetten we in op een brede aanpak waardoor individueel maatwerk mogelijk is. Het is onze inzet de aanpak met het ondersteuningsteam en de extra inspanningen die gemeenten en professionals in de jeugdbeschermingsketen doen voor deze gedupeerde ouders en kinderen vanaf 1 april 2022 landelijk beschikbaar te hebben. Eind maart zullen wij u hierover informeren.

De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 921

X Noot
2

Handelingen II 2021/22, nr. 38, item 8

X Noot
3

Beiden bijgevoegd bij Kamerbrief Opbrengsten herijking aanpak hersteloperatie kinderopvangtoeslag van 3 december 2021, Kamerstuk 31 066, nr. 933

X Noot
4

De Zolderkamer @number 5, december 2021

X Noot
5

Artikel 1:265d lid 3 Burgerlijk Wetboek

Naar boven